Asbestschade buiten de werkomgeving

03-03-2008

Een verdere ontwikkeling van de rechtspraak voor niet-loondienstgerelateerde asbestschade is nog steeds van belang, ook al bestaat er sinds 1 december 2007 een financiële tegemoetkomingsregeling voor niet-loondienstgerelateerde asbestslachtoffers. De overheid zal namelijk trachten om de betaalde voorschotten te verhalen op de verantwoordelijke partijen. Daarnaast kunnen slachtoffers ook zelf blijven kiezen voor de civielrechtelijke weg voor het verkrijgen van schadevergoeding en zullen zij daarop zijn aangewezen voor een vergoeding van hun volledige schade. Bron: Meijer, J.W.M.K. & Lindenbergh, S.D. (2008). Asbestschade buiten de werkomgeving. NJB, nr. 8, 22 februari, pag. 436-443.

VK: kleine zelfstandigen niet bewust van asbestrisico

03-03-2008

In het Verenigd Koninkrijk is minder dan een derde van kleine zelfstandigen als loodgieters en timmermannen zich bewust dat asbestblootstelling kanker kan veroorzaken, aldus een enquête van de British Lung Foundation. Driekwart zei niet te weten hoe met asbest om te gaan en bijna een derde gelooft onjuist dat de meeste asbest uit Britse gebouwen is verwijderd. Bron: British Lung Foundation, 22 februari 2008. Meer http://www.lunguk.org/

Veel overtredingen regels bij asbestverwijdering

19-02-2008

De Arbeidsinspectie heeft de afgelopen jaren meer overtredingen van asbestregels aan het licht gebracht. Bij sloop van gebouwen en verwijdering van asbest zagen de inspecteurs in meer dan de helft van de gevallen tekortkomingen, blijkt uit de controles die in 2005 en 2006 zijn verricht. Eerder lag dit percentage op 40. Het ministerie van VROM constateerde dat gemeenten die hun sloopvergunning niet op orde hebben, meestal hun asbesttaken ook niet goed uitvoeren. Bouwverordeningen zijn niet actueel en sloopformulieren zijn niet aangepast aan de nieuwe asbestregelgeving. Bron: Ministerie SZW, persbericht 11 januari, 2008, ministerie van VROM, 31 januari 2008. Meer http://www.vrom.nl/

Gemeenten schieten tekort bij asbestverwijdering

19-02-2008

Gemeenten die hun sloopvergunning niet op orde hebben, voeren meestal hun asbesttaken ook niet goed uit. Dat blijkt uit een onderzoek van de VROM-Inspectie dat minister Cramer van Milieu aan de Tweede Kamer heeft gestuurd. Bouwverordeningen zijn niet actueel, sloopformulieren zijn niet aangepast aan de nieuwe asbestregelgeving. Bron: ministerie van VROM, 31 januari 2008. Meer http://www.vrom.nl/

Asbestwarmhoudplaatjes mogelijke oorzaak mesothelioom Goor

19-02-2008

Schipperijn denkt dat asbestwarmhoudplaatjes mogelijk de asbestblootstellingsoorzaak zijn voor gevallen van mesothelioom waarbij geen andere oorzaak gevonden is. Asbestwarmhoudplaatjes waren ruim 50 jaar geleden volop in omloop en werden soms z&oacute. intensief gebruikt dat daar centraal gaten in vielen. Niet denkbeeldig is dat daarbij asbeststof in het keukenmilieu terechtkwam. Dit als commentaar op de in Goor vastgestelde extra incidentie van pleura mesothelioom bij vrouwen, waar bij 8 van de 22 (36%) geen oorzaak kon worden vastgesteld. Bron: Schipperijn, A.J.M. (2007). Milieublootstelling aan asbest in de regio Goor vastgesteld als oorzaak van maligne pleuramesothelioom bij vrouwen. Commentaar. Ntvg, 15 december.151(50), p. 2810.

Medewerkers kerncentrale hebben vaker mesothelioom

19-02-2008

(Ex-)medewerkers van een kerncentrale in South Carolina, VS, hebben vaker dan gemiddeld mesothelioom. De ziekte werd geconstateerd bij zeven medewerkers waarvan vier werktuigkundigen, een ingenieur, een technicus en een machinewerker. Bron: Richardson, D.B., et. al. (2007). Mortality among workers at the Savannah River Site. American Journal of Industrial Medicine 50, p. 881-891.

Richardson, D.B., et. al. (2007). Mortality among workers at the Savannah River Site. American Journal of Industrial Medicine 50, p. 881-891.

BACKGROUND: Workers employed at the Savannah River Site (SRS) were potentially exposed to a range of chemical and physical hazards, many of which are poorly characterized. We therefore compared the observed deaths among workers to expectations based upon death rates for referent populations.

METHODS: The cohort included 18,883 SRS workers hired between 1950 and 1986. Vital status and cause of death information were ascertained through 2002. Sex-specific standardized mortality ratios (SMR) were computed using U.S. and South Carolina mortality rates. SMRs were tabulated separately for monthly-, weekly-, and hourly-paid men.

RESULTS: Males had fewer deaths from all causes [SMR=0.80, 90% confidence interval (CI): 0.78, 0.82], all cancers (SMR=0.85, 90% CI: 0.81, 0.89), and lung cancer (SMR=0.88, 90% CI: 0.82, 0.95) than expected based upon US mortality rates. The SMR for cancer of the pleura was 4.25 (90% CI: 1.99, 7.97) for men. The SMR for leukemia was greater than unity for monthly-paid (SMR=1.33, 90% CI: 0.88, 1.93) and hourly-paid (SMR=1.36, 90% CI: 1.02, 1.78) men. Female workers had fewer deaths from all causes (SMR=0.75, 90% CI: 0.69, 0.82) than expected, but more deaths than expected from cancer of the kidney (SMR=2.58, 90% CI: 1.21, 4.84) and skin (SMR=3.90, 90% CI: 2.11, 6.61).

CONCLUSIONS: While the observed numbers of deaths in most categories of cause of death were less than expected, there are greater than expected numbers of deaths due to cancer of the pleura and leukemia, particularly among hourly-paid male workers. It is plausible that occupational hazards, including asbestos and ionizing radiation, contribute to these excesses.

VS: asbestziekten textielarbeiders South Carolina

19-02-2008

Er is een sterke relatie tussen de omvang van blootstelling aan chrysotiel-asbest en het risico op longkanker en asbestose. Dit is de conclusie van een analyse van de sterfte-cijfers van 3072 arbeiders die tussen 1916 en 1977 in een textielfabriek in het Amerikaanse South Carolina met deze soort asbest in aanraking waren geweest. Bron: Hein, M.J., et al. (2007). Follow-up study of chrysotile textile workers: cohort mortality and exposure-response. Occup. Environ. Med 2007.64.616-625.

Hein, M.J., et al. (2007). Follow-up study of chrysotile textile workers: cohort mortality and exposure-response. Occup. Environ. Med 2007.64.616-625.
ABSTRACT
OBJECTIVES:
This report provides an update of the mortality experience of a cohort of South Carolina asbestos textile workers.
METHODS: A cohort of 3072 workers exposed to chrysotile in a South Carolina asbestos textile plant (1916-77) was followed up for mortality through 2001. Standardised mortality ratios (SMRs) were computed using US and South Carolina mortality rates. A job exposure matrix provided calendar time dependent estimates of chrysotile exposure concentrations. Poisson regression models were fitted for lung cancer and asbestosis. Covariates considered included sex, race, age, calendar time, birth cohort and time since first exposure. Cumulative exposure lags of 5 and 10 years were considered by disregarding exposure in the most recent 5 and 10 years, respectively.
RESULTS: A majority of the cohort was deceased (64%) and 702 of the 1961 deaths occurred since the previous update. Mortality was elevated based on US referent rates for a priori causes of interest including all causes combined (SMR 1.33, 95% CI 1.28 to 1.39). all cancers (SMR 1.27, 95% CI 1.16 to 1.39). oesophageal cancer (SMR 1.87, 95% CI 1.09 to 2.99). lung cancer (SMR 1.95, 95% CI 1.68 to 2.24). ischaemic heart disease (SMR 1.20, 95% CI 1.10 to 1.32). and pneumoconiosis and other respiratory diseases (SMR 4.81, 95% CI 3.84 to 5.94). Mortality remained elevated for these causes when South Carolina referent rates were used. Three cases of mesothelioma were observed among cohort members. Exposure-response modelling for lung cancer, using a linear relative risk model, produced a slope coefficient of 0.0198 (fibre-years/ml) (standard error 0.00496), when cumulative exposure was lagged 10 years. Poisson regression modelling confirmed significant positive relations between estimated chrysotile exposure and lung cancer and asbestosis mortality observed in previous updates of this cohort.
CONCLUSIONS: This study confirms the findings from previous investigations of excess mortality from lung cancer and asbestosis and a strong exposure-response relation between estimated exposure to chrysotile and mortality from lung cancer and asbestosis.

Mesothelioom in de VS 1999-2002

15-02-2008

Tussen 1999 en 2002 werd de ziekte mesothelioom in de Verenigde Staten bij gemiddeld 1,11 personen op 100.000 inwoners vastgesteld. Totaal betrof dit 10.926 mensen. Het gaat vooral om oudere, blanke mannen: 75% was boven de 65 en 98% boven de 40. Het aantal mannen was vijf keer zo groot als het aantal vrouwen (79% vs. 21%) De ziekte komt in de VS ongeveer even vaak voor als leukemie en baarmoederhalskanker bij vrouwen. Internationaal vergeleken is de mesothelioomincidentie in de VS drie keer zo laag als in Australi&euml., het land met de hoogste incidentie. Bron: Larson, T., et al. (2007). Incidence and descriptive epidemiology of mesothelioma in the United States, 1999-2002. Int J Occup Environ Health. 2007 Oct-Dec.13(4):398-403.

Larson, T., et al. (2007). Incidence and descriptive epidemiology of mesothelioma in the United States, 1999-2002. Int J Occup Environ Health. 2007 Oct-Dec.13(4):398-403.
Incidence and descriptive epidemiology of mesothelioma in the United States, 1999-2002.Larson T, Melnikova N, Davis SI, Jamison P. To estimate the recent incidence of mesothelioma in the United States and characterize its descriptive epidemiology, incidence data were obtained from the National Program of Cancer Registries (NPCR) and the Surveillance, Epidemiology and End Results (SEER) Program. Age-adjusted incidence rates and 95% confidence intervals were calculated. The U.S. incidence was 1.11 cases per 100,000 persons. Most cases occurred among older, white males. However, 173 cases (&lt. 2%) occurred in persons younger than 40. The proportion of women with peritoneal mesothelioma was triple that of men (14.8% vs 5.4%). Of 40 reporting states, 11 had incidence rates significantly higher than the national rate.

De gevaren van amosiet asbest in Zuid Afrika

15-02-2008

Amosiet asbest veroorzaakt zowel niet-kwaadaardige als kwaadaardige asbestziekten. Het is echter minder schadelijk dan het blauwe crocidoliet asbest. In Zuid Afrika zijn de meeste mijnwerkers zowel aan amosiet- als aan crocidoliet-asbest blootgesteld. Bron: Murray, J. &amp. Nelson, G., (2007). Health effects of amosite mining and milling in South Africa. Regul. Toxicol. Pharmacol. (2007), doi:10.1016/j.yrtph.2007.09.011.

Murray, J. &amp. Nelson, G., (2007). Health effects of amosite mining and milling in South Africa. Regul. Toxicol. Pharmacol. (2007), doi:10.1016/j.yrtph.2007.09.011.

This study focuses on the amosite mining region in South Africa and associated health effects, compared to other mined asbestos fiber types. Historically, dust and fiber levels were high in the amosite mills and mines, and many miners and members of the surrounding communities were exposed to the fibers. Research has shown that amosite produces both benign and malignant disease. Nevertheless, the mesotheliomagenic potential of amosite is several fold lower than crocidolite. The risk of disease associated with amosite exposure is difficult to quantify. Reasons for this include the scarcity of available information, including fiber measurements, and case ascertainment, as well as the juxtaposition of the amosite and crocidolite asbestos seams in South Africa.

Belgisch asbestfonds nog niet op volle toeren

31-01-2008

Het Belgische Asbestfonds heeft sinds haar start in april 2007 600 aanvragen voor een uitkering wegens een asbestziekte ontvangen. Inmiddels kregen in januari dit jaar 350 mensen een uitkering van 1500 euro per maand. In 250 gevallen is nog geen beslissing genomen. Volgens administrateur-generaal Jan Uytterhoeven heeft het fonds vertraging opgelopen door de late publicatie van de uitvoeringsbesluiten en doordat het lang duurde voordat de administratieve organisatie was opgezet. Bron: Knack, 16 januari 2008. Meer http://www.knack.be/