Onderzoek Ouderen over de drempel

15-03-2005

Een onderzoek naar de bereikbaarheid van oudere asbestslachtoffers met mesothelioom

Te weinig oudere asbestslachtoffers met mesothelioom melden zich bij het Instituut Asbestslachtoffers (IAS). Simone Aarendonk heeft onderzocht waar dit aan ligt en welke mogelijkheden er in het kader van voorlichting zijn om deze groep beter te bereiken. Momenteel overlijden elk jaar ongeveer 400 mensen aan de ziekte mesothelioom (longvlies-/buikvlieskanker). De oorzaak van deze ziekte is asbestblootstelling. Bron: IAS-publicatie 2005/1, S. Aarendonk.
PERSBERICHT

Den Haag, 1 februari 2005

´Ouderen over de drempel´

Een onderzoek naar de bereikbaarheid van oudere asbestslachtoffers met mesothelioom

Te weinig oudere asbestslachtoffers met mesothelioom melden zich bij het Instituut Asbestslachtoffers (IAS). Simone Aarendonk heeft onderzocht waar dit aan ligt en welke mogelijkheden er in het kader van voorlichting zijn om deze groep beter te bereiken. Momenteel overlijden elk jaar ongeveer 400 mensen aan de ziekte mesothelioom (longvlies-/buikvlieskanker). De oorzaak van deze ziekte is asbestblootstelling.

Waarom maken oudere asbestslachtoffers minder gebruik van het IAS dan jongere? Het rapport geeft verschillende verklaringen. Oudere mesothelioom-slachtoffers overlijden bijvoorbeeld sneller dan jongere waardoor ze minder tijd hebben om zich aan te melden. Een andere verklaring is dat het om kwetsbare ouderen gaat die in hun omgeving geen mensen hebben die hen kunnen stimuleren om zich aan te melden.

Door middel van een algemene brochure, een website en een aanmeldingsformulier met toelichting probeert het IAS asbestslachtoffers zowel rechtstreeks te benaderen als via intermediaire organisaties en deskundigen. Duidelijk en toegankelijk materiaal is een eerste vereiste voor het bereiken van de doelgroep. Deze voorlichtings-producten moeten daarom zowel op intermediairs als slachtoffers worden afgestemd. Daarnaast worden in het rapport suggesties genoemd om slachtoffers sneller te kunnen bereiken. Onderzocht zou bijvoorbeeld kunnen worden of bepaalde stappen in de aanmelding kunnen worden overgeslagen.

Het rapport geeft aan dat oudere slachtoffers het beste bereikt worden door organisaties of deskundigen waarmee zij als patiënt in contact komen. De voorlichting kan via meer kanalen lopen dan nu het geval is, bijvoorbeeld naast de longartsen ook via verpleegkundigen of via huisartsen in specifieke regio’s. Daarnaast kunnen de bestaande voorlichtingskanalen van het IAS beter worden benut, bijvoorbeeld door ontwikkeling van een doorverwijzingsprotocol voor longartsen.

IAS-publicatie 2005/1, Ouderen over de drempel. Een onderzoek naar de bereikbaarheid van oudere asbestslachtoffers met mesothelioom. Simone Aarendonk, Den Haag, Instituut Asbestslachtoffers, januari 2005, 66 pag.

Meer informatie:

Instituut Asbestslachtoffers Postbus 90405 2509 LK DEN HAAG

drs. Simone Aarendonk. Tel: 0703499754 Email: secrias@ser.nl

Download het gehele document als PDF-file

Sanering asbestwegen in Twente

15-03-2005

Ruim 670 wegen en erven in een straal van vijftien kilometer rond Goor zijn opgenomen in het onderzoek naar aanwezigheid van asbest. Medio dit jaar zijn de resultaten bekend. De sanering van de vervuiling duurt tot 1 januari 2010. Bron: Dagblad Tubantia Twentsche Courant, februari 2005

‘De langste adem: de eenzame strijd van een asbestweduwe’

15-03-2005

Een boek over één van de eerste claims van een asbestslachtoffer tegen DSM. Het boek beschrijft hoe het kon dat DSM zo hardvochtig reageerde toen mw. Widdershoven met een schadeclaim kwam. De rechtzaak eindigde na 13 jaar alsnog met een schikking. DSM heeft nooit aansprakelijkheid erkend. Peet Adams: De langste adem: de eenzame strijd van een asbestweduwe, Uitgeverij Spaan, E18,45, ISBN 9074840450.

Tour Montparnasse vol met asbest

15-03-2005

PARIJS – Het hoogste gebouw van Frankrijk, de Tour Montparnasse in Parijs, zit vol met asbest. Bezoekers en werknemers lopen een verhoogd risico op kanker vanwege de vele asbest die in het bouwwerk is verwerkt, meldden Franse media maandag.

Volgens Le Parisien hebben recente metingen in het 59 verdiepingen tellende gebouw uitgewezen dat er bijna overal asbestvezels zitten. Al in 1996-1997 zou onderzoek hebben uitgewezen dat veel delen van de toren vallen onder categorie drie van asbestvervuiling, de hoogste graad van verontreiniging. Bron: nu.nl , 15 maart

Nieuw adres Comité Asbestslachtoffers

15-03-2005

Het Comité Asbestslachtoffers heeft een nieuw correspondentieadres: Lijndraaier 157- 1625 ZW HOORN- telefoon: 0229 265 137.

Het email adres blijft ongewijzigd: info@comiteasbestslachtoffers.nl

Voorkoming van blootstelling aan asbest: nieuwe NEN normen

15-03-2005

Twee nieuwe zgn. NEN normen zijn ingevoerd om het blootstellingsrisico aan asbest zoveel mogelijk te verkleinen. De NEN 2990 beschrijft een methode om de eindcontrole na asbestverwijdering zo nauwkeurig en betrouwbaar mogelijk te laten verlopen. De NEN 2991 beschrijft een methode om het blootstellingsrisico in gebouwen waarin asbest is aangetroffen op een objectieve manier vast te stellen. Bron: Jan Tempelman, TNO
Voorkoming van blootstelling aan asbest: nieuwe NEN normen

Door Jan Tempelman, TNO

Eindcontrole na asbestverwijdering (NEN 2990)

Het tijdperk waarin werknemers in diverse industrietakken aan hoge concentraties asbest werden blootgesteld ligt gelukkig ver achter ons. In wat oudere gebouwen en constructies worden echter nog regelmatig asbesthoudende materialen aangetroffen die tijdens de bouw zijn aangebracht. Deze vormen dan ook tegenwoordig de belangrijkste bronnen waaruit nog asbestvezels in de lucht kunnen vrijkomen. Het verwijderen van asbest is aan strikte regels gebonden (BRL 5050) en mag uitsluitend worden uitgevoerd door gecertificeerde bedrijven. Na het verwijderen vindt er een onafhankelijke eindcontrole plaats door een RvA-geaccrediteerd laboratorium. Wanneer er geen asbestresten meer worden aangetroffen wordt het saneringsgebied �vrijgegeven�. Beschermingsmaatregelen, zoals een containment of een afgezet terrein, worden dan verwijderd en de ruimte of het terrein is weer toegankelijk voor personeel en publiek.

De kwaliteit van de eindcontrole is dan ook cruciaal. Vooral na het verwijderen van niet-hechtgebonden asbesthoudende materialen zoals spuitasbest, kunnen immers minuscule resten die over het hoofd worden gezien die later tot herbesmetting van de lucht kunnen leiden. De nieuwe norm NEN 2990 beschrijft een strikte werkwijze voor de controlerende laboratoria. De eindcontrole bestaat uit twee stappen, namelijk:

1. Een nauwkeurige visuele inspectie op achtergebleven asbestresten.

2. een bepaling van de asbestconcentratie in de lucht onder �actieve� omstandigheden.

De norm geeft een nauwkeurige beschrijving van de te gebruiken technieken en hulpmiddelen bij de visuele inspectie, de monsterneming en microscopische analyse van de genomen luchtmonsters. Strikte richtlijnen voor rapportage en het weergeven van de meet(on)nauwkeurigheid zorgen ervoor dat rapporten van verschillende laboratoria goed vergelijkbaar zijn en ook voor leken direct duidelijk weergeven of een ruimte al dan niet �vrijgegeven� is.

De NEN 2990 moet worden gezien als een verbeterde versie van het sinds 2000 gehanteerde protocol, TNO – R2000/065.

Risicobeoordeling in en rondom gebouwen of constructies waarin asbesthoudende materialen zijn verwerkt (NEN 2991)

De eerder beschreven NEN 2990 beschrijft de eindcontrole na een gecontroleerde sloop, en vormt daardoor een duidelijk omschreven stuk van de �asbestketen�. In heel wat gebouwen zijn echter nog tal van asbesthoudende materialen aanwezig die niet gesloopt worden. Veel van deze materialen (veelal asbestcementproducten) zullen bij normaal gebruik geen vezels aan de lucht afgeven, en er zal dus geen directe reden zijn om deze te verwijderen. Laten zitten tot het moment van sloop van het gebouw kan dan ook een aanvaarbare optie zijn. Anderzijds worden er soms ook situaties aangetroffen die een direct blootstellingrisico opleveren voor gebruikers en onderhoudspersoneel. Asbest is vaak aanwezig in de meer verborgen delen van een gebouw, boven de verlaagde plafonds, de technische ruimten, leidingschachten en aircokanalen. Onderhoudspersoneel loopt daarom meer risico dan de reguliere kantoorgebruiker.

De NEN 2991 beschrijft een methode om het blootstellingsrisico in dergelijke niet-sloopsituaties op een objectieve manier vast te stellen. Hierbij wordt gekeken naar de toestand waarin de materialen verkeren en worden er zonodig onder gestandaardiseerde �worst case� condities luchtmetingen uitgevoerd. Om voldoende gevoelig en selectief te kunnen meten worden de luchtmonsters met elektronenmicroscopie geanalyseerd (ISO 14966). De onderzoeksresultaten kunnen direct worden gerelateerd aan de daarvoor gehanteerde toetsingswaarden van de Arbeidsinspectie (werknemers) en/of van VROM (niet-beroepsmatig blootgestelde personen).

Momenteel wordt gewerkt aan een harmonisatie van de door VROM en SZW gehanteerde toetsingswaarden.

Een onderzoek resulteert in een advies dat globaal gezien kan vari�ren tussen �kans op blootstelling verwaarloosbaar� en �direct ontruimen, want er bestaat een acuut blootstellingsrisico�. Behalve deze risicobeoordeling geeft de norm ook richtlijnen voor het opstellen van een z.g. �Asbestbeheersplan�. Hierin wordt beschreven hoe op een veilige manier met achterblijvende asbesthoudende materialen moet worden omgegaan. Dat in een dergelijk plan het voorkomen van blootstelling voor onderhoudspersoneel uitvoerig aan de orde komt spreekt voor zich.

De ministeries VROM en SZW werken momenteel aan de inbedding van de NEN 2991 in wet- en regelgeving.

VROM-project Ketenaanpak Asbest: er valt nog veel te verbeteren

15-03-2005

Het VROM-inspectieproject Ketenaanpak Asbest heeft aangetoond dat nog veel te verbeteren valt aan de handhaving van het asbestbeleid. Regelgeving genoeg, maar het blijkt lastig het handhavingsbeleid daarop af te stemmen. Op de helft van de slooplocaties die de Arbeidsinspectie bezoekt is wel iets mis. Frans Leerkes van de Arbeidsinspectie bepleit een landelijk centraal coördinatiepunt. Bron: Arbouw.nl, 24 maart.

Meer http://www.arbouw.nl/page.aspx?p=/content/nieuws/artikelen/ketenaanpak-asbest.xml

"Pleurale plaques" voorspelt asbestgerelateerde longkanker

15-03-2005

Bij mannen die geen asbestose (“stoflongen” door asbest) hebben komt asbestgerelateerde longkanker vaker voor dan was verwacht. “Pleurale plaques” (een goedaardige verdikking van het borstvlies) is een belangrijke voorspeller van asbestgerelateerde longkanker. Deze nieuwe inzichten komen uit een onderzoek van meer dan 10 jaar onder 4000 Amerikaanse mannen die aan asbest blootgesteld zijn geweest.
Increased lung cancer among asbestos workers with no evidence of asbestosis

Below, details of a new paper on asbestos and lung cancer, forwarded by Frank Mirer, director of health and safety at the US autoworkers’ union UAW.

The paper looks important for two reasons – firstly because of the lung cancer without asbestosis finding – in some jurisdictions official workers’ compensation schemes only pay benefits to lung cancer sufferers who also have asbestosis.

Secondly, the paper is valuable because it establishes the importance of pleural plaques as a predicator of lung cancer. Insurers and employers in the UK, USA and elsewhere are at this moment trying to play down the significance of the association between pleural plaques and asbestos.

Their motive is to reduce their compensation liabilities. One consequence of this might be a lower likelihood of diagnosis of pleural plaques (many of the health checks are the result of compensation inquiries), so we could lose our early warning system or “sentinel health event” for an enormous lung cancer risk. In the UK at the moment there are several thousand asbestos related lung cancers ever year – the combined annual death toll for asbestos related lung cancers and mesothelioma is expect to reach 10,000 within 20 years.

Yours, Rory

Rory O’Neill

International Federation of Journalists

Increased lung cancer among asbestos workers with no evidence of asbestosis

A very important study giving quantitative measures of risks of asbestos exposure was just published. The study is an important data source for evaluating medical criteria for compensation of asbestos exposed workers, now being discussed in Congress.

The project was a chemoprevention test whether Vitamin A – an antioxidant – protected against future effects of past asbestos exposure. The investigators had enrolled over 4,000 asbestos workers and followed them for over a decade. Recruitment must have been a huge task The chemoprevention study was terminated because Vitamin A increased the risk of lung cancer.

The study confirmed excessive rates of lung cancer among men with radiographic asbestosis, but also among workers with no evidence of asbestosis. Among workers with no evidence of asbestosis at baseline, men with more than 40 years’ exposure in high-risk trades had a risk approximately fivefold higher than men with 5-10 years. Pleural plaques on the baseline x-ray and abnormal baseline flow rate were strong independent predictors of subsequent lung cancer.

Hopefully, people with access to the full text of this study will comment further.

American Journal of Epidemiology 2005 161(3):260-270.

Predictors of Lung Cancer among Asbestos-exposed Men in the µ-Carotene and

Retinol Efficacy Trial

Mark R. Cullen1 , Matt J. Barnett2, John R. Balmes3, Brenda Cartmel1, Carrie

A. Redlich1, Carl A. Brodkin4, Scott Barnhart4, Linda Rosenstock5, Gary E.

Goodman2,6, Sam P. Hammar7, Mark D. Thornquist2 and Gilbert S. Omenn8,9

Despite numerous published studies, debate continues regarding the risk of developing lung cancer among men exposed occupationally to asbestos, particularly those without radiographic or functional evidence of asbestosis. The µ-Carotene and Retinol Efficacy Trial (CARET), a study of vitamin supplementation for chemoprevention of lung cancer, has followed 4,060 heavily exposed US men for 9-17 years. Lung cancer incidence for 1989-2002 was analyzed using a stratified proportional hazards model. The study confirmed excessive rates of lung cancer among men with radiographic asbestosis. Comparison of study arms revealed a strong, unanticipated synergy between radiographic profusion category and the active intervention. In the large subgroup of men with normal lung parenchyma on chest radiograph at baseline, there was evidence of exposure-related lung cancer risk: Men with more than 40 years’ exposure in high-risk trades had a risk approximately fivefold higher than men with 5-10 years, after adjustment for covariates. The effect in these men was independent of study intervention arm, but pleural plaques on the baseline radiograph and abnormal baseline flow rate were strong independent predictors of subsequent lung cancer. Residual confounding by subclinical asbestosis, exposure to unmeasured lung carcinogens, or differences in smoking are unlikely to explain these observations better than a carcinogenic effect of asbestos per se.

Asbestblootstelling en Retroperitoneale Fibrose (RPF)

15-03-2005

Dit artikel in de Lancet beschrijft de hypothese dat asbestblootstelling een oorzaak is van bindweefseltoename rond organen achter het buikvlies. De onderzoekers concluderen dat dat beroepsmatige asbestblootstelling een belangrijke oorzaak van deze aandoening is. RPF zou daarom als een beroepsziekte moeten worden gezien.

Bron: the Lancet, mei 2004.
Asbestos exposure as a risk factor for retroperitoneal fibrosis

Summary

Background Retroperitoneal fibrosis (RPF) is an uncommon disease with unknown causation in most cases. The pathognomonic finding is a fibrous mass covering the abdominal aorta and the ureters. Our aim was to clarify the possible role of asbestos exposure in the development of RPF. The hypothesis was based on the ability of asbestos to cause fibrosis in pulmonary and pleural tissue. Methods We undertook a case-control study of 43 patients with the disease (86% of eligible cases) treated in three university hospital districts of Finland in 1990-2001. For every patient, five population-based controls were selected, matched by age, sex, and central hospital district. We assessed asbestos exposure and medical history using a postal questionnaire and a personal interview. Of the 215 eligible controls, 179 (83%) participated in the study. Findings The age-standardised incidence of RPF was 0-10 (95% CI 0-07-0-14) per 100 000 person-years. The disease was strongly associated with asbestos exposure. The odds ratio (OR) was 5-54 (1-64-18-65) for less than 10 fibre-years of asbestos exposure and 8-84 (2-03-38-50) for 10 or more fibre-years, the attributable fraction being 82% and 89%, respectively. Other risk factors were previous use of ergot derivates (OR 9-92 [1-63-60-26]), abdominal aortic aneurysm (OR 6-73 [0-81-56-08]), and smoking for more than 20 pack-years (OR 4-73 [1-28-17-41]). Interpretation Our results show that occupational asbestos exposure is an important causal factor for RPF. For patients with work-related asbestos exposure, RPF should be considered an occupational disease.

Toomas Uibu, Panu Oksa, Anssi Auvinen, Eero Honkanen, Kaj Metsärinne, Heikki Saha, Jukka Uitti, Pekka Roto. Lancet 2004. 363: 1422-26.

Buikvlieskanker door het eten van met asbest besmet voedsel

15-03-2005

Dit onderzoek beschrijft het geval van een 76 jarige vrouw met buikvlieskanker door het eten van met asbest besmet voedsel. Zij vertelde dat ze gewend was groenten te koken in regenwater dat verzameld werd uit een dakgoot van asbestgolfplaat.

Bron: Van Kesteren et al. (2004). International Journal of Gynecological Cancer.
Malignant peritoneal mesothelioma in a 76-year-old woman with a history of asbestos fiber ingestion

Author(s): P. Van Kesteren . J. Bulten . C. Schijf . H. Boonstra . L. Massuger

Source: International Journal of Gynecological Cancer Volume: 14 Number: 1 Page: 162 — 165

DOI: 10.1111/j.1048-891x.2004.14149.x

Publisher: Blackwell Publishing

Abstract: Abstract. van Kesteren P, Bulten J, Schijf C, Boonstra H, Massuger L. Malignant peritoneal mesothelioma in a 76-year-old woman with a history of asbestos fiber ingestion.

We report on a woman with malignant mesothelioma of the peritoneum. This is the first report of a subject with this disease who revealed a history of asbestos ingestion by asbestos-contaminated food. She presented with episodes of sweating and fever, ascites, and weight loss. At laparotomy, small tumor deposits were noted on the peritoneum. The omental cake was removed, together with the uterus, ovaries, and tubes which were all macroscopically normal. The diagnosis was established by immunohistochemistry and electron microscopy. Postoperatively, her complaints of fever and sweating disappeared. She refused further chemotherapy. After questioning her for asbestos exposure, she told us that, years ago, she used to prepare vegetables for cooking in rain water collected from a roof made of asbestos.