Medicijn Alimta onbetaalbaar voor Ziekenhuis Walcheren

01-12-2005

Ziekenhuis Walcheren kan zich niet veroorloven het geneesmiddel Alimta tegen mesothelioom voor te schrijven aan alle patienten die daar mogelijk baat bij hebben. Alimta is uiterst kostbaar, maar minister Hoogervorst van Volksgezondheid weigert vooralsnog het op de lijst van dure geneesmiddelen te plaatsen. Volgens de Vlissingse oncoloog Kerkhofs behandelt Ziekenhuis Walcheren jaarlijks twee tot acht patiënten met mesothelioom. Alimta is een middel dat het leven van patienten met deze ziekte twee tot vier maanden kan verlengen. De kans dat een patient er goed op reageert, is ongeveer 20 procent, aldus Kerkhofs. Bovendien heeft Alimta zware bijwerkingen. Een kuur kost 10 tot 20.000 euro en wordt per patiënt een paar keer gegeven. Dan kunnen de kosten oplopen tot 100 of 200.000 euro per jaar, terwijl Ziekenhuis Walcheren per maand een totaal budget van 100.000 euro heeft voor chemokuren. Omdat door de verstrekking van Alimta dit budget overschreden wordt, krijgen patiënten nu de mededeling dat het ziekenhuis geen geld voor dit medicijn heeft, aldus Kerkhofs. Naar zijn mening zou dat niet nodig zijn als de minister zijn verantwoordelijkheid neemt en Alimta op de lijst van dure geneesmiddelen zet, zodat het wordt vergoed, Tot dusver zijn zorgverzekeraars nog wel bereid gebleken het budget van ziekenhuizen achteraf aan te vullen als ze door de verstrekking van Alimta in het rood zijn gekomen, aldus Kerkhofs. Inmiddels zijn hierover kamervragen gesteld aan minister Hoogervorst. Bron: Provinciale Zeeuwse Courant, 25 november 2005.

Hoge Raad: Eternit aansprakelijk voor asbestproduct zonder waarschuwing

01-12-2005

Voormalig asbestproducent Eternit ging in cassatie tegen een vonnis van het gerechtshof Arnhem. Eternit had in 1971 asbestcementplaten geleverd aan een Drentse boer. Deze werden gebruikt voor de bouw van een schuur. De dochter werd daarbij blootgesteld aan asbest. Zij klopte de kleding van haar broers uit en veegde het erf aan waarop de platen waren verzaagd. In 2002 werd bij haar de diagnose longvlieskanker (mesothelioom) gesteld, waaraan zij inmiddels is overleden. De Hoge Raad bevestigt in dit arrest het oordeel van het hof dat Eternit in 1971 tekortgeschoten is in haar plicht het publiek te waarschuwen voor de toen al bekende gezondheidsrisico’s die aan de verwerking van asbest zijn verbonden. Al uit de Silicosewet van 1949 blijkt het gevaar van verspreiding van asbesthoudende stof bij het vervaardigen en het verzagen van asbestcementplaten. Eternit was in 1971 een internationaal opererend bedrijf en had in die periode kunnen weten dat onder deskundigen bekend was dat vrijkomend asbest mesothelioom zou kunnen veroorzaken. Hieraan voegde het hof nog toe dat de directeur van Eternit deze wetenschap al vóór 1971 feitelijk moet hebben gehad. Op het punt van verjaring vernietigt de Hoge Raad het vonnis van het hof. Het hof heeft namelijk ten onrechte niet meegewogen dat Eternit niet (meer) verzekerd is tegen dergelijke schadeclaims door asbestslachtoffers. Over dit onderdeel van de zaak moet het hof in Den Bosch zich nu buigen. Bron: rechtspraak.nl: LJN:AT8782, Hoge Raad, C04/182HR.

Overzichtsartikel: stand van zaken in de weefselleer van het maligne mesothelioom

23-11-2005

Eén van de grootste problemen bij het maligne mesothelioom (longvlies- of buikvlieskanker) is het stellen van een correcte diagnose. Er zijn nog steeds geen merkers noch morfologisch kenmerken ontdekt die exclusief voorkomen bij deze tumoren. Suster en Moran beschrijven in een overzichtsartikel de ontwikkelingen in de technieken van de diagnosestelling. Speciale aandacht wordt gegeven aan de mogelijke bijdragen van moleculaire technieken. Bron: Suster S & Moran C (2005). Malignant mesothelioma: current status of histopathologic diagnosis and molecular profile. Expert Rev Mol Diagn., Sep.5(5):715-2.
Suster S & Moran C (2005). Malignant mesothelioma: current status of histopathologic diagnosis and molecular profile. Expert Rev Mol Diagn., Sep.5(5):715-2

Abstract

Malignant mesothelioma of the pleura is a relatively rare neoplasm that has been estimated to account for 20 deaths per million males per year in North America and Europe. A causative association has been well established with asbestos exposure. Paradoxically, the incidence of this tumor continues to rise despite public efforts to reduce, contain or eliminate exposure to asbestos fibers over the past few decades. Another paradoxical feature of the disease is that the majority of malignant mesotheliomas represent morphologically low-grade, well-differentiated neoplasms, yet they follow a relentlessly aggressive and virtually uniformly fatal outcome. For this reason, identification of clinical, morphologic, immunohistochemical or molecular genetic parameters is of extremely limited value for prognostication. Surprisingly, for a disease that currently has no known cure, one of the major problems still lies in establishing the correct diagnosis. Diagnosis acquires a particular relevance in light of the medicolegal ramifications of this disease, and diagnosis of malignant mesothelioma is still fraught with difficulties. Despite the advances in modern diagnostic techniques, no specific markers or morphologic features exist that are exclusive to these tumors. Herein, the current status of malignant mesothelioma diagnosis is reviewed, including the possible contributions of modern molecular techniques for their diagnosis.

Overzichtsartikel mesothelioom: stand van zaken in de behandeling

23-11-2005

Tan en Treasure beschrijven in dit overzichtsartikel de ontwikkelingen in de behandeling van het mesothelioom (longvlies-/buikvlieskanker). Zij concluderen dat er nog geen behandeling aanwijsbaar is die werkelijk een verschil maakt in de genezing van patiënten. Zolang dit zo blijft, heeft het daarom geen zin om patiënten in een vroeg stadium te screenen op deze ziekte. Bron: Tan, C. & Treasure, T. (2005). Mesothelioma: time to take stock. Journal of the Royal Society of Medicine, 98, october, 455-458.

Italie: veel longvlieskanker in de regio Ligurië als gevolg van asbest

21-11-2005

In de Italiaanse regio Ligurië komt longvlieskanker (pleura mesothelioom) in vergelijking tot Europese gemiddelden vaak voor. In de periode 1996 tot 2002 werd de ziekte vastgesteld bij 945 bewoners, waarvan 80% mannen. Gennaro en collega’s analyseerden bij deze groep de demografische kenmerken en oorzaken van de ziekte. De resultaten laten zien dat het voorkomen van deze vorm van kanker sterk samenhangt met gebieden waar in het verleden veel met asbest is gewerkt (industrie, scheepswerven en bouw). Desondanks kon bij meer dan de helft van de 188 vrouwen geen asbestblootstellingsoorzaak worden aangewezen, ook niet als huisgenoot van een man die met asbest had gewerkt. De onderzoekers suggereren daarom dat mogelijk onbekende vormen van milieublootstelling een grotere rol spelen dan verwacht bij het ontstaan van een pleuraal maligne mesothelioom. Meer onderzoek is nodig. Bron: Gennaro, V. et al. (2005). Incidence of pleural mesothelioma in Liguria Region, Italy (1996-2002). European Journal of Cancer 41(17):2709-2714.
Gennaro V, Ugolini D, Viarengo P, Benfatto L, Bianchelli M, Lazzarotto A, Montanaro F, Puntoni R. Incidence of pleural mesothelioma in Liguria Region, Italy (1996-2002). European Journal of Cancer. 2005 Nov.41(17):2709-2714

Abstract

In this study, incidence of pleural malignant mesothelioma (PMM) in the Liguria Region (Italy) (approximately 1.6 million inhabitants), in the presence of asbestos exposure was investigated. New PMM cases recorded by the Mesothelioma Registry of Liguria, from 1996 to 2002 and interviews reported on a standardised questionnaire were analysed according to demographical and etiological characteristics. Nine hundred and forty five PMM cases were recorded (757 males and 188 females). the age standardised (European population) incidence rates per 100000 were 8.51 and 1.43, respectively. The rates among the four provinces ranged between 1.18 and 13.7 for males and 0.68 and 1.44 for females. The questionnaire was evaluated for 786 PMM cases (or next-of-kin). Higher incidence rates were reported in the provinces with larger industrial and harbour areas, including shipyards (construction and repair), dockyards, building activities, chemical and heavy industrial activities. Asbestos exposure was unlikely or unknown for 57.5% females and 15% males. A major role of environmental asbestos exposure in the etiology of PMM is hypothesised for females and for a minor proportion of males.

Brussel vereenvoudigt en bundelt regels

17-11-2005

De Europese Commissie heeft in oktober een tweede grote ronde van vereenvoudigingen en aanpassingen van de Europese regelgeving aangekondigd. Die moet ervoor zorgen dat de administratieve lastendruk en de rompslomp voor burgers en vooral bedrijven worden verminderd. In de komende drie jaar zullen maar liefst 222 Europese regelingen en nog eens 1400 verordeningen uit het EU-‘acquis’ zeer kritisch worden bekeken. Waar nodig worden de regelingen aangepast om deze minder hinderlijk te maken voor de

EU-bevolking. Daarnaast wil de commissie daar waar mogelijk overgaan op enkelvoudige EU-regels, waardoor in een klap 25 nationale regelingen overbodig worden. Dit geldt bijvoorbeeld voor de tientallen regelingen rondom asbest die gebundeld gaan worden. De Telegraaf, 26 oktober 2005.

Eternit wil niet betalen

17-11-2005

Eternit is niet van plan mee te betalen aan de sanering van asbestwegen in de omgeving van Goor. Dat laat advocaat J.W. Bruidegom namens het voormalige asbestverwerkend bedrijf weten. Staatssecretaris Van Geel (Milieu) vindt dat het bedrijf financieel over de brug moet komen. Volgens de advocaat heeft Eternit in het verleden bij het gratis verstrekken van asbeststrooisel, waarmee veel wegen en erven zijn verhard, ‘niet onrechtmatig’ gehandeld. ‘De Eternit-directie wist destijds niet dat asbest gevaarlijk is voor de gezondheid’, beweert Bruidegom. ‘Dan is het toch ook niet terecht dat Eternit nu moet bloeden, los van de vraag of het bedrijf de sanering wel kan betalen’, aldus de raadsman van Eternit. Met de sanering van de asbestwegen, die nog jaren in beslag neemt, is circa 70 miljoen euro gemoeid. Bron: Tubantia/Twentsche Courant, 8 november 2005.

Onderzoek naar nieuwe medicijnen voor mesothelioom

17-11-2005

Van Meerbeeck en collega’s onderzochten de werking van het medicijn raltitrexed gecombineerd met cisplatine in vergelijking tot cisplatine alleen. De onderzoeksgroep bestond uit 250 patiënten met mesothelioom die aselect aan twee groepen waren toegewezen. Van de patiënten die de combinatie toegediend kregen, nam bij 24% de tumorgroei af in vergelijking tot 14% van de groep die alleen cisplatine toegediend kreeg. 46% Van de patiënten in de combinatiegroep leefde langer dan een jaar na diagnose nog in vergelijking tot 40% van de groep die alleen cisplatine kreeg. Bron: Meerbeeck, J.P. van, et al. (2005). Randomized phase III study of cisplatin with or without raltitrexed in patients with malignant pleural mesothelioma: an intergroup study of the European Organisation for Research and Treatment of Cancer Lung Cancer Group and the National Cancer Institute of Canada. Journal Clinical Oncology oct 1, 23(28), 6881-9.
Meerbeeck JP van, Gaafar R, Manegold C, Van Klaveren RJ, Van Marck EA, Vincent M, Legrand C, Bottomley A, Debruyne C, Giaccone G

Randomized phase III study of cisplatin with or without raltitrexed in patients with malignant pleural mesothelioma: an intergroup study of the European Organisation for Research and Treatment of Cancer Lung Cancer Group and the National Cancer Institute of Canada.

Abstract

Purpose: We conducted a phase III trial to determine whether first-line treatment with raltitrexed, a thymidine synthase inhibitor, and cisplatin results in superior outcome compared with cisplatin alone in patients with malignant pleural mesothelioma (MPM).

Patients and methods: Eligible patients with histologically proven advanced MPM, not pretreated with chemotherapy, WHO performance status (PS) 0 to 2, and adequate hematological, renal, and hepatic function were randomly assigned to receive cisplatin 80 mg/m2 IV on day 1, alone (arm A) or combined with raltitrexed 3 mg/m2 (arm B). In patients with measurable disease, response was monitored using the Response Evaluation Criteria in Solid Tumors criteria. Health related quality of life (HRQOL) was measured using the European Organisation for Research and Treatment of Cancer QLQ-C30 and Lung Module (QLQ-LC13).

Results: Two hundred fifty patients were randomized: 80% male. median age, 58 years. and WHO PS, 0, 1, 2 in 25, 62, and 13% of cases, respectively. There were no toxic deaths. The main grade 3 or 4 toxicities observed were neutropenia and emesis, reported twice as often in the combination arm. Among 213 patients with measurable disease, response rate was 13.6% (arm A) versus 23.6% (arm B. P = .056). No difference in HRQOL was observed on any of the scales. Median overall and 1-year survival in arms A and B were 8.8 (95% CI, 7.8 to 10.8) v 11.4 months (95% CI, 10.1 to 15), respectively, and 40% v 46%, respectively (P = .048).

Conclusion: A combination of raltitrexed and cisplatin improves overall survival compared with cisplatin alone. This study confirms that a combination of cisplatin and an antifolate is superior to cisplatin alone in patients with MPM, without harmful effect on HRQOL.

Proefproces vrouw met longvlieskanker

17-11-2005

Begin november werd onderzoek gepresenteerd waarin het wetenschappelijk verband werd aangetoond tussen het grote aantal longvlieskankergevallen bij vrouwen in de omgeving van Goor en de aanwezigheid van het asbestafval in de Twentse bodem. Dit biedt grote juridische perspectieven, volgens advocaat en asbestdeskundige Bob Ruers. Weliswaar zijn er al landelijke regelingen voor smartengeld, maar die gelden niet voor slachtoffers die de ziekte hebben opgelopen door de asbestwegen of -erven. Met dit onderzoek verwacht Ruers juridisch een stuk sterker te staan. Hij is voor de rechtbank Almelo een nieuw proefproces begonnen, waarbij hij boer Jan Jansen uit Markelo bijstaat wiens vrouw Diny aan longvlieskanker bezweek. Bron: De Telegraaf, 11 november 2005.

Een proportioneel risicoverdelingsmodel voor mesothelioom

16-11-2005

Mensen die mesothelioom krijgen zijn vaak op meerdere plaatsen of aan meerdere asbestproducten blootgesteld geweest. Hoe kunnen het risico en de compensatie proportioneel over de verschillende blootstellingsoorzaken worden verdeeld? Price en Ware beschrijven een berekeningsmodel dat hiervoor kan worden toegepast. Het model is gebaseerd op medische informatie over de tumorgroei en neemt daarnaast variabelen mee als: de blootstellingsintensiteit, duur en het soort asbestvezel dat gebruikt werd. Bron: Price, B. & Waren, A. (2005). Mesothelioma: risk apportionment among asbestos exposure sources. Risk Analysis Aug:25(4):937-43.
Price B, Ware A. (2005). Mesothelioma: risk apportionment among asbestos exposure sources. Risk Analysis Aug:25(4):937-43.

Abstract

The mesothelioma epidemic in the United States, which peaked during the 2000-2004 period, can be traced to high-level asbestos exposures experienced by males in occupational settings prior to the full recognition of the disease-causing potential of asbestos and the establishment of enforceable asbestos exposure limits by the Occupational Safety and Health Administration (OSHA) in 1971. Many individuals diagnosed with mesothelioma where asbestos has been identified as a contributing cause of the disease have filed claims seeking compensation from asbestos settlement trusts or through the court system. An individual with mesothelioma typically has been exposed to asbestos in more than one setting and from more than one asbestos product. Apportioning risk for mesothelioma among contributing factors is an ongoing problem faced by occupational disease compensation boards, juries, parties responsible for paying damages, and currently by the U.S. Senate in its efforts to formulate a bill establishing an asbestos settlement trust. In this article we address the following question: If an individual with mesothelioma where asbestos has been identified as a contributing cause were to be compensated for his or her disease, how should that compensation be apportioned among those responsible for the asbestos exposures? For the purposes of apportionment, we assume that asbestos is the only cause of mesothelioma and that every asbestos exposure contributes, albeit differentially, to the risk. We use an extension of the mesothelioma risk model initially proposed in the early 1980s to quantify the contribution to risk of each exposure as a percentage of the total risk. The percentage for each specific discrete asbestos exposure depends on the start and end dates, the intensity, and the asbestos fiber type for the exposure. We provide justification for the use of the mesothelioma risk model for apportioning risk and discuss how to assess uncertainty associated with its application.