Ontdekking van mesothelioom in een vroeg stadium mogelijk

21-12-2005

Osteopontine is een eiwit dat in een significant hoger gehalte in het bloedplasma voorkomt bij een aantal vormen van kanker. Pass en collega’s onderzochten of dit bij longvlieskanker (pleuraal mesothelioom) ook zo is. Bloedplasma-monsters van drie groepen werden vergeleken: een groep van 69 personen met een niet kwaadaardige asbestgerelateerde aandoening, 45 rokers of ex-rokers bij wie geen asbestblootstelling is geconstateerd, en 76 personen met longvlieskanker (pleuraal mesothelioom). Bij de groep met longvlieskanker werden significant hogere osteopontine-niveaus in het bloedplasma gevonden dan bij de aan asbest blootgestelde groep zonder kanker. Een osteopontine bloedplasmatest zou volgens Pass daarom als instrument gebruikt kunnen worden voor de vroege ontdekking van pleuraal mesothelioom. De vraag is echter hoe zinvol vroeg-screening zou zijn, omdat de ziekte (nog) niet te genezen is. Volgens Pass is het echter wel zo dat bij ontdekking in een vroeg stadium de overlevingskans meer dan 5 jaar is als de tumor operatief geheel verwijderd kan worden. Momenteel wordt bij slechts 5% van de patiënten de ziekte in zo’n vroeg stadium ontdekt. Bron: Pass HI, et al. (2005). Asbestos exposure, pleural mesothelioma, and serum osteopontin levels. N Engl J Med. 2005 Oct 13.353(15):1564-73.

In een commentaar op dit onderzoek relativeert Cullen de conclusies van Pass over het gebruik van de osteopontine-test bij vroeg-screening van mesothelioom. Eerst moeten de resultaten afgewacht van het onderzoek naar deze test bij andere asbestgerelateerde afwijkingen, zoals bijvoorbeeld asbestgerelateerde longkanker. Ook vermeldt hij dat de door Pass vermelde risicopercentages op mesothelioom gebaseerd zijn op intensieve blootstelling aan het meest gevaarlijke blauwe asbest (crocidoliet). Deze percentages liggen lager voor wit asbest (chrysotiel) dat veel meer werd gebruikt. Tot slot twijfelt hij aan de vermelde overlevingskans van 5 jaar bij diagnose in een vroeg stadium en algehele verwijdering van de tumor. De onderzoeksresultaten hierover zijn niet eenduidig. Bron: Cullen, mr. (2005). Comment: serum osteopontin levels – is it time to screen asbestos-exposed workers for pleural mesothelioma? N Engl J Med. Oct 13.353(15):1617-8.

Pass HI, Lott D, Lonardo F, Harbut M, Liu Z , Tang N, Carbone M, Webb C, Wali A. Asbestos exposure, pleural mesothelioma, and serum osteopontin levels. N Engl J Med. 2005 Oct 13.353(15):1564-73.

BACKGROUND: We investigated the presence of osteopontin in pleural mesothelioma and determined serum osteopontin levels in three populations: subjects without cancer who were exposed to asbestos, subjects without cancer who were not exposed to asbestos, and patients with pleural mesothelioma who were exposed to asbestos.

METHODS: A group of 69 subjects with asbestos-related nonmalignant pulmonary disease were compared with 45 subjects without exposure to asbestos and 76 patients with surgically staged pleural mesothelioma. Tumor tissue was examined for osteopontin by immunohistochemical analysis, and serum osteopontin levels were measured by an enzyme-linked immunosorbent assay.

RESULTS: There were no significant differences in mean (+/-SE) serum osteopontin levels between age-matched subjects with exposure to asbestos and subjects without exposure to asbestos (30+/-3 ng per milliliter and 20+/-4 ng per milliliter, respectively. P=0.06). In the group with exposure to asbestos, elevated serum osteopontin levels were associated with pulmonary plaques and fibrosis (56+/-13 ng per milliliter) but not with normal radiographic findings (21+/-5 ng per milliliter), plaques alone (23+/-3 ng per milliliter), or fibrosis alone (32+/-7 ng per milliliter) (P=0.004). Serum osteopontin levels were significantly higher in the group with pleural mesothelioma than in the group with exposure to asbestos (133+/-10 ng per milliliter vs. 30+/-3 ng per milliliter, P<0.001). Immunohistochemical analysis revealed osteopontin staining of the tumor cells in 36 of 38 samples of pleural mesothelioma. An analysis of serum osteopontin levels comparing the receiver-operating-characteristic curve in the group exposed to asbestos with that of the group with mesothelioma had a sensitivity of 77.6 percent and a specificity of 85.5 percent at a cutoff value of 48.3 ng of osteopontin per milliliter. Subgroup analysis comparing patients with stage I mesothelioma with subjects with exposure to asbestos revealed a sensitivity of 84.6 percent and a specificity of 88.4 percent at a cutoff value of 62.4 ng of osteopontin per milliliter. CONCLUSIONS: Serum osteopontin levels can be used to distinguish persons with exposure to asbestos who do not have cancer from those with exposure to asbestos who have pleural mesothelioma.

Asbestose gaat niet altijd samen met longkanker

21-12-2005

Reid en collega’s onderzochten of bij mensen die door blootstelling aan blauwe asbest (crocidoliet) longkanker hebben gekregen ook altijd sprake is van asbestose (stoflongen door asbest). De onderzoeksgroep bestond uit 1988 ex-werknemers en omwonenden van de blauwe asbestmijnen bij het Australische plaatsje Wittenoom. Bij 58 van hen werd de diagnose longkanker gesteld. Hoewel er wel een relatie is tussen asbestose en longkanker concluderen de onderzoekers dat beide aandoeningen lang niet altijd samengaan. bij slechts 12% van de mensen met longkanker werd op röntgenfoto’s bewijs van asbestose gezien. Rookgedrag was de sterkste voorspeller van longkanker: 56 van de 58 mensen hadden in het verleden gerookt of rookten nog steeds. Verder constateerden Reid en collega’s ook een verhoogd risico op longkanker naarmate de asbestblootstellingsduur en/of intensiteit groter was geweest. Bron: Reid, A., et al. (2005). The effect of asbestosis on lung cancer risk beyond the dose related effect of asbestos alone. Occupational Environmental Medicine, dec.62(12):885-9.
Reid A, de Klerk N, Ambrosini GL, Olsen N, Pang SC, Berry G, Musk AW (2005). The effect of asbestosis on lung cancer risk beyond the dose related effect of asbestos alone. Occup Environ Med. 2005 Dec.62(12):885-9.

AIMS: To determine if the presence of asbestosis is a prerequisite for lung cancer in subjects with known exposure to blue asbestos (crocidolite).

METHODS: Former workers and residents of Wittenoom with known amounts of asbestos exposure (duration, intensity, and time since first exposure), current chest x ray and smoking information, participating in a cancer prevention programme (n = 1988) were studied. The first plain chest radiograph taken at the time of recruitment into the cancer prevention programme was examined for radiographic evidence of asbestosis according to the UICC (ILO) classification. Cox proportional hazards modelling was used to relate asbestosis, asbestos exposure, and lung cancer.

RESULTS: Between 1990 and 2002 there were 58 cases of lung cancer. Thirty six per cent of cases had radiographic evidence of asbestosis compared to 12% of study participants. Smoking status was the strongest predictor of lung cancer, with current smokers (OR = 26.5, 95% CI 3.5 to 198) having the greatest risk. Radiographic asbestosis (OR = 1.94, 95% CI 1.09 to 3.46) and asbestos exposure (OR = 1.21 per f/ml-year, 95% CI 1.02 to 1.42) were significantly associated with an increased risk of lung cancer. There was an increased risk of lung cancer with increasing exposure in those without asbestosis. CONCLUSION: In this cohort of former workers and residents of Wittenoom, asbestosis is not a mandatory precursor for asbestos related lung cancer. These findings support the hypothesis that it is the asbestos fibres per se that cause lung cancer, which can develop with or without the presence of asbestosis.

Antwoorden kamervragen over de Regeling Tegemoetkoming Asbestslachtof

13-12-2005

De Wit en Van Velzen (SP) vroegen staatssecretaris van Hoof (SZW) of hij bereid is de Regeling Tegemoetkoming Asbestslachtoffers uit te breiden met de mensen die zijn blootgesteld aan asbest in het milieu. De staatssecretaris antwoordt hierop dat de problematiek van milieuslachtoffers in de evaluatie van de regeling zal worden meegenomen. Hij streeft ernaar om deze evaluatie voor het eind van dit jaar aan de Tweede Kamer te zenden. Verder wijst van Hoof er op dat staatssecretaris Van Geel tijdens een Algemeen Overleg op 24 november jl. heeft toegezegd dat hij het bedrijf Eternit aan zal spreken over schadevergoeding aan milieuslachtoffers. Eveneens is hij bereid deze slachtoffers indien van toepassing, procedureel en juridisch te ondersteunen. Bron: overheid.nl: ministerie van SZW nr. 2050602800, 5 december 2005.

Canadees asbest: de mythe van gecontroleerd gebruik

13-12-2005

Sinds 1880 heeft Canada zo’n 61 miljoen ton wit asbest (chrysotiel) verkocht met een totale omzet van bijna 13 biljoen Canadese dollars. Nog in november jl. verkondigde de Canadese asbestlobby op een workshop georganiseerd door het Wereld Gezondheids Organisatie dat chrysotiel veilig gebruikt kan worden onder “gecontroleerde” condities. De Internationale Asbestslachtoffers Vereniging beschrijft op haar site dat deze stelling een mythe is. Overal ter wereld worden bewijzen gevonden dat er toch slachtoffers vallen, ondanks zgn. “gecontroleerd” gebruik van asbest. Bron: International Ban Asbestos Secretariat, 28 november 2005

Meer http://www.ibas.btinternet.co.uk/Frames/f_lka_can_asb_fallacy_con_use_05.htm

James Hardie reserveert 3 miljard euro voor asbestslachtoffers

13-12-2005

De Australische fabrikant van bouwmaterialen James Hardie Industries NV trekt 4,5 miljard Australische dollar (3 miljard euro) uit voor de slachtoffers van door het bedrijf geproduceerde asbest. Met het bedrag moeten mensen nu en in de toekomst verzekerd zijn van schadeloosstellingen, meldt de Australische zender ABC. Het statutair in Amsterdam gevestigde bedrijf bereikte een juridisch bindende overeenkomst met de overheid van de Australische deelstaat New South Wales voor het speciale fonds. Daaruit zullen slachtoffers schadevergoedingen krijgen. In eerste instantie maakt Hardie 154 miljoen dollar over naar het fonds. Bron: Trouw, 2 december 2005.

Japan: eindelijk compensatie voor asbestslachtoffers

13-12-2005

De Japanse overheid heeft overeenstemming bereikt over de compensatie van asbestslachtofferfamilies (slachtoffers en nabestaanden) met ingang van 2006. Elke familie krijgt een som ineens van 2,6 miljoen Yen (ca. 19.000 euro) en ongeveer 200.000 yen (1500 euro) voor overlijdensschade. Milieuslachtoffers (huisgenoten en omwonenden van asbestfabrieken) krijgen daarnaast een bedrag van 2,4 miljoen yen per jaar (ca. 18.000 euro) voor kosten die bij hen niet gedekt worden door een arbeidsongevallenverzekering. Naar schatting krijgen in 2006 ongeveer 10.000 families een vergoeding. Het budget dat hiervoor gereserveerd wordt zal in de vorm van belasting van alle werkgevers worden teruggevorderd. Bron: The Daily Yomiuri, 30 november 2005.

Zuid Afrika, Peru en Zuid-Korea gaan asbestgebruik inperken

13-12-2005

In Zuid Afrika is een voorstel van de minister van Milieuzaken goedgekeurd om alle producten en substanties die asbest bevatten te verbieden. Ook in Peru heeft de overheid een plan gepresenteerd om gebruik van alle asbestsoorten te verbieden. De datum van invoering moet in beide landen nog vastgesteld worden. In Zuid Korea is inmiddels bepaald dat met ingang van 2006 import, productie en gebruik van wit asbest streng gereguleerd is. Bron: International Ban Asbestos Secretariat, 23 november 2005.

Meer http://www.ibas.btinternet.co.uk/

Turkije: schade door asbest in milieu even groot als door werk

13-12-2005

Metintas en collega’s onderzochten de effecten van blootstelling aan asbest dat in een aantal Turkse dorpen in het milieu voorkomt. Deze vorm van blootstelling duurt normaal gesproken langer maar is van een lagere intensiteit dan beroepsmatige blootstelling aan asbest. Toch zijn de effecten hiervan op niet kwaadaardige longaandoeningen als verdikking of verbindweefseling van het longvlies (pleurale plaques en diffuse pleuraverbreding) even sterk als bij beroepsmatige blootstelling. Bepaalde soorten asbestvezels als actinoliet en tremoliet zijn daarbij schadelijker dan antrophyliet en chrysotiel. Tremoliet is vaak als vervuiler gevonden in chrysotiel en talkpoeder. Bron: Metintas, M. et al. (2005). Nonmalignant pleural lesions due to environmental exposure to asbestos: a field-based, cross-sectional study. European Respiratory Journal 26, 5, 875-879.

M. Metintas, S. Metintas, G. Hillerdal, I. Ucgun, S. Erginel, F. Alatas and H. Yildirim (2005). Nonmalignant pleural lesions due to environmental exposure to asbestos: a field-based, cross-sectional study. European Respiratory Journal 26, 5, 875-879.

ABSTRACT: The aim of the present study was to investigate the frequencies of asbestos-related benign pleural diseases in villagers environmentally exposed to asbestos and the factors affecting these frequencies.

A field-based, cross-sectional study was designed. In total, 991 villagers from 10 villages,

randomly chosen from 67 villages with known use of asbestos-containing white soil in central Anatolia (Turkey), were investigated. The type of asbestos in the white soil was determined for each village, as well as air-borne fibre concentrations. The villagers were investigated with smallsize chest roentgenograms and epidemiological features were recorded. The air-borne fibre levels were generally low. Despite this, pleural plaques were found in 14.4% of the villagers, 10.4% had diffuse pleural fibrosis and 0.4% asbestosis. The significant variables for plaques were age, sex, type of asbestos fibre, e.g. actinolite and tremolite, and exposure duration, while there was a negative relationship with cumulative exposure. The variables affecting diffuse pleural fibrosis were age, exposure duration and cumulative exposure. In conclusion, villagers exposed to environmental asbestos have high frequencies of pleural plaques and diffuse pleural fibrosis, similar to occupationally exposed asbestos cohorts. Different types of asbestos appear to result in different frequencies of pleural lesions.

Japan: asbestslachtoffers onder omwonenden fabriek

06-12-2005

In Japan is bij vrouwen die binnen 500 meter rondom een bouwmaterialen-fabriek in Amagasaki wonen 18 keer zoveel mesothelioom geconstateerd dan gemiddeld. Bij mannen was dit 10 keer zoveel. In de fabriek werd de meest gevaarlijke soort asbest gebruikt, namelijk blauw asbest (crocidoliet). Van de vrouwen hadden slechts enkelen in de fabriek gewerkt. Van 85 (ex-)omwonenden die niet met asbest hadden gewerkt overleden er 76 aan mesothelioom. Zij woonden tussen de 1,5 en 18,5 jaar in de omgeving van de fabriek. De incubatietijd van de ziekte varieerde van 23 tot 48 jaar. Bron: The Daily Yomiuri, 25 november 2005.

Analyse asbestvezels in longweefsel mesothelioompatienten

06-12-2005

Dodson en collega’s analyseerden longweefsel van 54 mensen met mesothelioom. Deze mensen hadden een breed scala aan beroepen gehad, waaronder de typische beroepen met asbestblootstelling zoals isoleerders, maar ook ‘witte boorden’ beroepen zoals een architect, onderwijzer of een chirurg. Bij het merendeel van de proefpersonen werden verschillende soorten asbest gevonden. De vezels varieerden in lengte, hoewel meer korte dan lange vezels gevonden werden. Amfiboolvezels werden het meest gevonden, vooral amosiet. Chrysotiel was het minst aanwezig. Ijzerhoudende deeltjes werden vooral gevonden bij mensen die aan amfibool-asbest waren blootgesteld (amosiet of crocidoliet). In 10 van de 54 gevallen week het aantal gevonden asbestvezels niet af van dat wat bij de algemene bevolking wordt gevonden, een teken dat ook lage blootstellingsniveaus mesothelioom kunnen veroorzaken. Bron: Dodson RF, et al. (2005). Asbestos burden in cases of mesothelioma from individuals from various regions of the United States. Ultrastructural Pathology, sep-oct. 29(5):415-33.
Dodson RF, Graef R, Shepherd S, O’Sullivan M, Levin J., (2005). Asbestos burden in cases of mesothelioma from individuals from various regions of the United States. Ultrastructural Pathology, sep-oct.29(5):415-33.

Abstract

Mesothelioma is a rare tumor that is considered an asbestos marker disease. It occurs in individuals following a longer latency period from first exposure than other asbestos-related diseases. The tumor also occurs in individuals with a wide range of exposures, including individuals with lower level or secondary exposures. In the present study lung tissue from 54 individuals with a pathological diagnosis of mesothelioma was evaluated for ferruginous body and uncoated asbestos fiber content. The data were compared with an earlier study of mesothelioma cases from the northwestern United States. Tissue was prepared via a digestion procedure, with the collected digestate reviewed by light microscopy for quantification of asbestos bodies and analytical transmission electron microscopy for determination of uncoated fiber burden. Twenty-seven cases in the present study had over 1000 ferruginous bodies per gram of dry tissue. The data suggest that amosite provides a more likely stimulus for ferruginous coating than the other forms of asbestos. All individuals were found to have asbestos fibers in their lung tissue. Amosite was the most commonly found fiber, with anthophyllite being the second most commonly found type of asbestos. The finding of tremolite in the tissue most often was associated with the finding of anthophyllite. A limited number of asbestos fibers of each type would have been seen in the light microscope, with the least detected being chrysotile. The majority of all fiber types were found as short fibers (< 8 mum), although some longer fibers were represented in each type of asbestos. The majority of the individuals were found to have mixed types of asbestos in their lungs.