Frans van Rooijen (74), asbestslachtoffer met asbestose

Bij Frans van Rooijen werd in november 2020 asbestose geconstateerd. De oud-timmerman uit Nieuwegein is er zelf vrij nuchter onder. Hij neemt ook niemand iets kwalijk. Ja, de toenmalige overheid misschien, die toch vóór het asbestverbod moet hebben geweten dat asbest een gevaarlijk goedje was. ‘Maar de collega’s op de bouw? Welnee, niemand kende toch het gevaar? Er werd ook nooit over gesproken, laat staan dat er beschermende maatregelen werden genomen. We wisten het gewoonweg niet.’

Asbest was niet het enige arborisico, herinnert Van Rooijen zich. ‘In de wintermaanden had je zogenoemde doorwerkprojecten. Het bedrijf streek de subsidie op, maar regelde niet even een kacheltje voor ons. In mijn jonge jaren liep ik ook gewoon over de dakpannen heen. Apenkooien, zeiden we wel eens. Nu zou ik dat echt niet meer durven. En met de kennis van nu zou ik natuurlijk willen dat ik destijds een mondkapje had gedragen.’

De oorzaak van zijn ziekte ligt waarschijnlijk in de periode vanaf 1982, toen hij veel met asbest in aanraking kwam. Slopen, hakken, breken en knippen: Van Rooijen deed het allemaal. Hij maakte asbeststroken op maat voor de onderzijde van de kimmen van prefab betonvloeren. Bij het verwijderen knapten de stroken uit elkaar. Hij plaatste asbesthoudende kruipluiken en isoleerde brandwerende trappenhuizen met asbestkoord. In de renovatie en tijdens sloopwerkzaamheden herinnert hij zich de vele asbestplaten, zoals bij kozijnen en cv-ketels.

In 1993 zagen Van Rooijen en zijn collega’s een geheel nieuw fenomeen op de bouw. ‘We stonden op een sloopproject met de kraan de schoorsteenpijpen eruit de trekken, toen de opzichter kwam aanlopen. ‘Jongens, dat gaat niet goed’, zei hij. Een dag later stonden er ineens mannen in witte pakken. Maanmannetjes, noemden we ze. Zelfs toen vatten we het nogal licht op. Je denkt: het zal wel, als je over asbestziekten hoort. Je staat er niet bij stil dat je het zelf kan krijgen.’

Van Rooijen geniet ondanks alles van zijn pensioen. De tegemoetkoming en daar bovenop de schadevergoeding van zijn oud-werkgever komen goed van pas. Maar het had allemaal anders kunnen lopen als de assistent van de oncoloog hem niet de folder van het IAS in de handen had gedrukt. ‘Ze liep een stuk met me mee op de gang en zei: moet je doen hoor! Ze was echt strijdbaar, terwijl ik er zelf helemaal niet stil bij stond. Daar kan ik achteraf blij om zijn. Ik heb mijn zoon een schenking kunnen doen. Mijn kleinkinderen heb ik een nog wat groter bedrag toegestopt, voor de rijlessen. Verder ga ik regelmatig samen met familie naar mijn stacaravan op Texel, waar ik me echt goed voel. Thuis zit ik toch maar wat in mijn uppie. Vlak voor de diagnose in 2019 is mijn vrouw aan ALS overleden. Dat gemis voelt nog veel zwaarder dan mijn eigen ziekte.’