Frans Swanink (82), oud-servicemonteur met mesothelioom

‘Ook een manager kan asbestkanker krijgen’
Hij voelt zich vaak beroerd en ziek. Overdag kan hij zich aardig redden, maar de nachten zijn lang. Dan komt hij moeilijk in slaap. Ook het lopen gaat steeds moeilijker. De kwaliteit van leven is sterk verminderd voor Frans Swanink uit Bakkeveen sinds bij hem mesothelioom is vastgesteld. In oktober 2022 is hij gestart met een dubbele immuuntherapie. ‘Een grote aanslag op je lichaam’, zegt hij. ‘Maar de bijwerkingen zijn minder dan bij chemo. Niets doen was de derde optie, echter niet voor mijn vrouw en kinderen en ook niet voor mij. Ik ben altijd een vechter geweest, ik gooi niet snel de handdoek in de ring.’

Zijn beperkte bewegingsvrijheid staat in schril contrast met het actieve leven dat hij heeft geleid. Swanink was sportief en reislustig. Samen met zijn vrouw maakte hij vele reizen, zoals zeven keer naar Nieuw-Zeeland en ook iets dichterbij, naar zijn geliefde Vlieland. Maar zelfs dat kan niet meer. ‘Hoe ik dat vind? Ik zeg het maar heel direct: écht waardeloos. Je bent in alles beperkt, zelfs voor je bezoek. Onlangs waren we zestig jaar getrouwd. Tien jaar geleden gaven we nog een groot feest. Nu zei ik tegen mijn vrouw: het wordt helemaal niets. We hebben een schema gemaakt, zodat er elke dag één of twee mensen op visite konden komen.’

Swanink werkt vanaf 1966 als monteur van grote industriële bakovens en stoomketels. Tijdens het plaatsen, onderhouden en repareren komt hij in contact met asbest-afdichtingen en -pakkingen. Vanaf 1980 gaat hij aan de slag als servicemanager bij een internationaal opererend bedrijf. Daar krijgt hij de leiding over een groep monteurs. Samen met zijn team plaatst hij bakovens over de hele wereld, woont vergaderingen bij en zet een nieuwe servicedienst op.

In zijn archief heeft Swanink foto’s van alle machines die hij en zijn team hebben geplaatst, gereviseerd of ontmanteld en waar en wanneer dat was. Hij kan precies aantonen waar zich het asbest bevond, dat vooral vrijkwam tijdens het sloopwerk. Hij voelt zich medeverantwoordelijk als zijn oud-collega’s hetzelfde zou overkomen als hij, maar staat daar vooralsnog alleen in. ‘De huidige directie blijft volhouden dat er nooit met asbest is gewerkt. Dat is echt heel moeilijk. Als manager was voor mij namelijk maar één ding belangrijk, dat waren de monteurs. Daar stond ik voor, en voor hun gezin. Het zou heel fijn zijn als de directie achter die jongens zou staan, precies zoals die jongens altijd volledig achter het bedrijf hebben gestaan.’

Zolang dat niet gebeurt zal Swanink altijd wel een dubbel gevoel aan zijn loopbaan overhouden. ‘Toen ik achttien was, wist ik al wat ik wilde worden. Servicemonteur, maar dan wel internationaal. Over de wereld heen zwerven, liefst met grote uitdagingen. Alles wat ik van het leven wilde is uitgekomen, alleen dit had ik niet gewild. Zet het maar als kop boven dit artikel. Ook een manager kan asbestkanker krijgen.’