Wim Timmermans (71), oud-havenwerker met mesothelioom

Een incidentele klus van twee dagen. Een luttele zestien uur, diep verscholen in het donkere ruim van een zeeschip midden in de Rotterdamse haven. Zo lang heeft Wim Timmermans uit Barendrecht als jonge knaap plastic balen gevuld met blauwe asbest staan verslepen. ‘Het moet 1976 zijn geweest, maar ik weet het nog als de dag van gisteren’, blikt hij terug. ‘Het asbest was in dun plastic verpakt. Veel zakken waren tijdens de vaart al stuk gegaan. We liepen over de stapel heen, zoekend naar een gaatje om ze er tussenuit te halen. Met elke stap die we deden, werd de stofwolk groter. Ik zie de vezels nóg voor mijn ogen opdwarrelen.’

Het is geen toeval dat de geboren Rotterdammer kort na zijn militaire dienst in de haven is gaan werken. Eerst een paar jaar als lader en losser ‘in de put’. Daarna in het schonere werk als controleur. Timmermans groeit op in de wijk Katendrecht, een schiereiland midden in de haven. ‘Als kind speelde ik er met mijn vriendjes tussen de loodsen. Ik weet nog dat de eerste container op een schip kwam binnen varen. We keken er met grote ogen naar. Het werken in de haven was ook zó mooi. Geen dag was hetzelfde. Als ik weer op de wereld kom, zou ik het zo weer over doen.’

‘Nu was ik er zelf als patiënt’
Dat die twee dagen in het scheepsruim hem uiteindelijk noodlottig zullen worden, komt pas decennia later aan het licht. Als hij in 2023 met zijn schoonzoon in IJsland op vakantie is, merkt hij dat er iets niet goed zit. ‘We bekeken watervallen en meertjes, een stukje lopen vanaf de weg. Prachtig was dat, zo midden in de winter. Maar het lopen ging steeds minder, ik had totaal geen lucht. Ik dacht: dit klopt niet.’ Terug in Nederland verwijst zijn huisarts hem door naar het Maasstad Ziekenhuis. Het is bekend terrein. Vijftien jaar lang is hij er voor bestralingen, chemo’s en operaties geweest met zijn tweede vrouw, die aan kanker leed en hem vorig jaar is ontvallen. ‘Maar nu was ik er zelf, als patiënt.’ In het ziekenhuis wordt direct anderhalve liter vocht uit zijn longen gehaald. Uit nader onderzoek blijkt dat hij asbestkanker heeft. De immuuntherapie slaat op zijn organen en is gestopt. ‘Van de longarts heb ik vernomen dat ik nog maar een paar maanden tot een jaar te leven heb. Hoe lang precies, hangt af van of ik euthanasie wil of niet.’

Timmermans denkt hier serieus over na. Hij wil niet hulpbehoevend worden, of dezelfde lijdensweg ondergaan als zijn vader en zwager die beiden na een lang ziekbed aan de asbestkanker zijn bezweken. Vijf jaar geleden is ook Timmermans’ zus overleden. ‘Ze was altijd een heel vrolijke meid. Totdat ze alvleesklierkanker kreeg, een ontzettend pijnlijke ziekte. De euthanasie ging zo mooi en vredig. Bijna met een lach op haar gezicht, zo lag ze daar toen het was gebeurd. Euthanasie is niet iets dat je makkelijk doet. Maar ik heb ook mijn vader zó zien lijden. Dat wil ik mijn kinderen en kleinkinderen niet aandoen. Ik heb altijd leuk werk gehad. Mooie reizen gemaakt. Dochters op de wereld gezet. Ik word binnenkort zelfs overgrootvader. Ik heb een prachtig leven gehad, dat wil ik het liefst zo afsluiten.’

‘Pa, opa, je verdient het niet’
Het bedrijf waar Timmermans heeft gewerkt, betaalt na bemiddeling van het IAS een schadevergoeding. Het geld gebruikt hij om zoveel mogelijk van zijn kinderen en kleinkinderen te genieten. ‘De afgelopen tijd hebben we samen vele leuke reisjes gemaakt. Geweldig hoor, ’s avonds voor de televisie met zo’n kleintje op schoot. Het geld heeft zeker geholpen om dat te kunnen doen. Maar je realiseert je op zo’n moment ook dat het voorbij gaat. Mijn dochters en kleinkinderen hebben het daar heel moeilijk mee. Ze zeggen: pa, opa, je verdient het niet. Maar wie verdient dit nu wel? Ook kinderen krijgen kanker. Als ik in het ziekenhuis ben en ik zie al die wagentjes met die kinderen en hun ouders voorbij rijden, dan denk ik: ik heb het toch zeventig jaar heel mooi gehad. Dat is ergens, hoe zwaar de ziekte ook is, voor mij toch een houvast.’