In een debat op 8 juni 2017 is de Tweede Kamer eensgezind in het oordeel dat asbestslachtoffers niet zouden moeten worden geconfronteerd met een beroep op verjaring in de juridische rechtsgang. Staatssecretaris Dijksma zegt toe dat de minister van Sociale Zaken kort na de zomer de Kamer zal informeren over zijn pogingen om de problematiek in samenspraak met verschillende betrokken partijen op te lossen. In aansluiting op het debat is een motie aangenomen die de regering vraagt mogelijkheden te onderzoeken om slachtoffers zonder juridische omwegen een snelle en volledige schadevergoeding te geven.
Het debat over de rol van de overheid inzake asbestslachtoffers is aangevraagd door het kamerlid Laçin van de SP. Aanleiding hiervoor is het nieuws dat in 2016 een record aantal mensen met maligne mesothelioom zich heeft gemeld bij het Instituut Asbestslachtoffers (IAS). Hij betoogt dat de afgelopen jaren tien- tot vijftienduizend mensen zijn overleden aan de gevolgen van asbestblootstelling: “Wie is hiervoor verantwoordelijk? Dat zijn de overheid en de bedrijven? En wie betaalt de prijs? Dat zijn de werknemers en hun gezinnen.”
De SP heeft respect voor de snelheid waarmee slachtoffers door het IAS worden geholpen, maar Laçin wijst ook op het feit dat de meeste slachtoffers alleen de tegemoetkoming van de overheid en niet een volledige schadevergoeding ontvangen. Naar zijn mening moet de overheid aan slachtoffers een volledige schadevergoeding betalen en deze vervolgens zelf verhalen op de veroorzakende bedrijven.
Alle politieke partijen zijn van mening dat de samenleving compassie moet tonen met asbestslachtoffers. VVD-er Dijkstra: “Asbest is een gevaarlijke stof. Het leed veroorzaakt door asbest, hoe vreselijk ook, kunnen we niet wegnemen.” Maar de VVD vindt het positief dat de bemiddeling zo snel verloopt en twijfelt niet aan de inzet van de specialisten, zowel medisch als op het gebied van de schadevergoeding.
Kamerbreed stellen partijen vraagtekens bij de verjaringstermijn van dertig jaar. Von Martels van het CDA: “De verplichting tot schadevergoeding is in veel gevallen verjaard. Het grootste discussiepunt is de verjaring. Eigenlijk gaat de minister van SZW daar over.” Het CDA verzoekt de staat met een oplossing te komen.
In haar antwoord maakt staatssecretaris Dijksma van de gelegenheid gebruik de Kamer eraan te herinneren dat het wetsontwerp omtrent de asbestdaken controversieel is verklaard. GroenLinks had eerder in het debat om een integrale aanpak van de asbestproblematiek samen met verduurzaming gevraagd. Volgens de staatssecretaris zou het helpen in de snelheid van het beleid als de Kamer het standpunt over de asbestdaken herziet.
Als het gaat om verjaring wijst de staatssecretaris naar de minister van SZW: “Mijn collega is op dit moment in gesprek met convenantspartijen en er zal op niet al te lange termijn een brief aan de Kamer worden gestuurd.” De staatssecretaris is het eens met de Kamer dat bij de bemiddeling voor asbestslachtoffers de verjaring geen rol mag spelen.
In de tweede termijn worden twee moties ingediend waarin de regering wordt gevraagd het overleg met betrokken partijen te voeren over verjaring, maar als dat niets oplevert wijziging van wetgeving te overwegen.
De staatssecretaris kan de gevolgen van het buiten werking stellen van de wettelijke verjaringstermijn voor asbestslachtoffers niet overzien. Wel merkt ze op dat dit volgens haar “een enorme toestand” zou worden. Zij belooft de Kamer dat na de zomer de brief er zal zijn: “Het is heel goed dat de Kamer laat zien dat het menens is en wij zijn allemaal van mening dat de verjaring geen rol mag spelen voor asbestslachtoffers. In dit standpunt is geen millimeter verschil tussen Tweede Kamer en regering.” Bron: IAS – Jan Warning, 9 en 13 juni 2017.