Rapport legt verband tussen asbest en kanker aan het strottenhoofd (larynx kanker)

29-06-2006

Volgens het Amerikaanse “Institute of Medicine” is er voldoende bewijs om een oorzakelijk verband tussen asbestblootstelling en kanker aan het strottenhoofd (larynx kanker) aan te nemen. Voor maag- en darmkanker en kanker in de keelholte is dit bewijs onvoldoende. Wel zijn er aanwijzingen voor een relatie tussen deze kankersoorten en asbest. Het “Institute of Medicine” is een tak van de Amerikaanse National Academy of Sciences. In opdracht van de Senaat heeft het instituut onderzocht of asbest, buiten mesothelioom en longkanker, ook een relatie heeft met andere kankersoorten. Volgens het CBS overleden in 2005 227 mensen aan kanker aan het strottenhoofd. Bron: Europees Vakbondsinstituut Hesa, 8 juni 2006, CBS Statline. Meer http://hesa.etui-rehs.org/uk/newsevents/newsfiche.asp?pk=631

Effecten van roken en asbest op longfunctie

23-05-2006

Onderzoek van Wang geeft aanwijzingen dat asbest en roken elk een eigen onafhankelijke schadelijke invloed hebben op de longfunctie.Asbest heeft vooral negatief effect op de longcapaciteit en roken op het vermogen lucht op te nemen. Bron: Wang X, et al..(2006). Adverse effects of asbestos exposure and smoking on lung function. American Journal of Industrial Medicine May.49(5):337-42.
Wang X, Yano E, Wang Z, Wang M, Christiani DC. (2006). Adverse effects of asbestos exposure and smoking on lung function. American Journal of Industrial Medicine May.49(5):337-42.

BACKGROUND: Exposure to asbestos is a well-recognized cause of both malignant and nonmalignant diseases of lung parenchyma and pleura. This study was conducted to determine the adverse effects of exposure to asbestos and smoking on pulmonary function.

METHODS: Four hundred and sixty-eight workers who were occupationally exposed to asbestos for an average of 13 years were selected from an asbestos-product factory in China. Of them, 85 workers were diagnosed with asbestosis. Additionally, 282 workers who had no experience of exposure to industrial dust were included as a control group. A questionnaire was administered during a face-to-face interview and spirometric maneuvers and single-breath CO diffusing capacity (DL(CO)) were performed.

RESULTS: Multivariate regression analysis showed that exposure to asbestos was more strongly associated with decreased forced vital capacity (FVC) and DL(CO), and asbestosis more strongly associated with decreased FVC, while smoking was a major contributing factor to reduced FEV1/FVC. The results were confirmed by a further analysis where the subjects were grouped exclusively by smoking, asbestos exposure, and chest radiographic changes. No interaction or joint effect was observed between asbestos exposure and smoking.

CONCLUSIONS: This analysis suggested that asbestos and smoking might play independent roles, in which asbestos caused mainly a restrictive impairment, and smoking was a major causal factor for airway obstruction in the workers who were intensively exposed to asbestos.

Duizenden hebben gezondheidsproblemen door 11 september

15-04-2006

Het aantal inwoners van New York dat nog altijd kampt met gezondheidsklachten door de aanslagen van 11 september 2001 beloopt zeker 15.000. Dat blijkt uit een documentaire van de Britse omroep BBC die begin mei wordt uitgezonden.

De meesten hebben last van wat al de “WTC-hoest” wordt genoemd, een vermeend gevolg van het inademen van besmet stof. Door het instorten van de twee torens het World Trade Center kwamen enorme hoeveelheden stof vrij die grote delen van Manhattan bevuilde. Het stof bevatte waarschijnlijk asbest, lood en andere giftige stoffen. Bron: nu.nl, 12 april 2006.

Vroege opsporing longkanker met longslijmtest

03-04-2006

Vroege opsporing longkanker met longslijmtest

Amerikaanse onderzoekers hebben een baanbrekende onderzoeksmethode ontwikkeld om longkanker sneller op te sporen. Het duurt waarschijnlijk nog zo’n vijf jaar voordat de test in de praktijk kan worden toegepast. Vijf jaar is bij medisch onderzoek een bijzonder korte periode. Een eenvoudig uit te voeren onderzoeksmethode spoort de ziekte in longslijm op voordat er zichtbare en fatale tumoren ontstaan. Amerikaanse onderzoekers schrijven dat in het medische tijdschrift Cancer Research. De Gezondheidsraad schat dat iets meer dan 10% van de gevallen van longkanker gerelateerd is aan asbestblootstelling. Bron: AD, 14 maart 2006. Meer http://www.kankerpatient.nl/longkanker/

Analyse van asbestvezels met scanning elektronen microscopy (SEM)

30-03-2006

Scanning Elektronen Microscopy (SEM) is een microscopische techniek waarmee asbestvezels in longweefsel kunnen worden geteld en geanalyseerd. Victor Roggli deed dit bij 396 mesothelioompatiënten (longvlies-/buikvlieskanker) waaronder 28 mensen met buikvlieskanker (peritoneum mesothelioom) en 48 vrouwen. De hoogste vezelconcentraties werden gevonden bij de patiënten die ook asbestose hadden (stoflongen door asbest). Een hoger dan gemiddelde abestvezelconcentratie werd gevonden bij 87% van de mensen met longvlieskanker en 75% van de mensen met buikvlieskanker. De patiënten met buikvlieskanker door asbest hadden in het algemeen een hogere vezelconcentratie dan de groep met longvlieskanker. 60% Van de vrouwen met mesothelioom had een verhoogde asbestvezelconcentratie. Het merendeel van hen was als huisgenoot van een asbestwerker blootgesteld. Roggli zag vooral amfiboolasbestvezels (crocidoliet of amosiet), het type vezel dat in het longvlies kan doordringen. Bron: Roggli VL (2006). The role of analytical SEM in the determination of causation in malignant mesothelioma. Ultrastructural Pathology 30, 31-35.
Roggli VL (2006). The role of analytical SEM in the determination of causation in malignant mesothelioma. Ultrastructural Pathology 30, 31-35.

Abstract

The causative relationship between asbestos exposure and mesothelioma is firmly established. Some information in this regard comes from analysis of the fiber content of lung tissue by means of analytical electron microscopy. The author has had the opportunity to study the lung asbestos content of 396 cases of mesothelioma, including 28 peritoneal cases, by means of analytical scanning electron microscopy. The highest fiber levels occurred in patients who also had asbestosis, which was found in 12% of pleural and 43% of peritoneal cases. Elevated tissue asbestos content was identified in 87% of pleural and 75% of peritoneal cases. Peritoneal cases that are asbestos related have on average a higher lung fiber burden than pleural cases. Mesotheliomas in women have elevated tissue asbestos content in about 60% of cases, and many of these had a history of exposure as a household contact of an asbestos worker. The main fiber type identified in our series was amphibole, predominantly amosite. These fibers have been demonstrated to reach the target tissue, the pleura.

Australië: oprichting onderzoeksinstituut voor asbestziekten

30-03-2006

In Sydney (New South Wales) zal een onderzoeksinstituut opgericht worden voor de strijd tegen asbestziekten die jaarlijks bij 350 mensen in dit deel van Australië vastgesteld worden. Het “Asbestos Diseases Research Institute” zal klinisch onderzoek doen naar meer effectieve behandeling en vroegere ontdekking van asbestziekten. Het instituut zal hierin samenwerken met de Australische “Dust Diseases Board”. Bron: The Daily Telegraph, 22 maart 2006.

Mesotheline, een diagnostische merker voor mesothelioom

29-03-2006

Scherpereel en collega’s onderzochten de niveaus van het eiwit soluble mesothelin-related protein (SMRP) in het bloedplasma (serum) en in het pleuraal vocht (vocht uit het longvlies) van 74 mensen met (maligne) mesothelioom (longvlies-/buikvlieskanker), 35 mensen met uitzaaiingen van andere tumoren in het longvlies en 28 mensen met goedaardige afwijkingen door asbestblootstelling. Het gemiddelde SMRP-niveau was bij de mesothelioompatiënten hoger dan bij de andere groepen, zowel in het bloedplasma als in het pleuraal vocht. De onderzoekers concluderen dat SMRP een veelbelovende merker voor de diagnose van mesothelioom zou kunnen worden. Het SMRP-niveau in het pleuraal vocht liet de grootste verschillen zien tussen de groep mesothelioompatiënten en de groep met uitzaaiingen van andere tumoren. Bron: Scherpereel, A. et al. (2006). Soluble mesothelin-related protein in the diagnosis of malignant pleural mesothelioma. Amercan Thoracic Society: Am J Respir Crit Care Medicine, Feb 2.
Scherpereel A, Grigoriu BD, Conti M, Gey T, Gregoire M, Copin MC, Devos P, Chahine B, Porte H, Lassalle P. (2006). Soluble Mesothelin-related Protein in the Diagnosis of Malignant Pleural Mesothelioma. American Thoracic Society. Am J Respir Crit Care Medicine, Feb 2

Background: Diagnosis of malignant pleural mesothelioma is a challenging issue. Potential markers in mesothelioma diagnosis include soluble mesothelin-related peptides (SMRP) and osteopontin but no subsequent validation have been published yet.

Methods: We prospectively evaluated SMRP in serum and pleural effusion from patients with mesothelioma (n=74), pleural metastasis of carcinomas (n=35), or benign pleural lesions associated with asbestos exposure (n=28), recruited when first suspected for mesothelioma.

Findings: Mean serum SMRP level was higher in mesothelioma (2.05 +/- 2.57 nM/l – median +/- interquartile range) than in metastasis (1.02 +/- 1.79 nM/l) or benign lesions (0.55 +/- 0.59 nM/l) patients. The area under the receiver operating characteristic curve (AUC) for serum SMRP was 0.872 for differentiating mesothelioma and benign lesions. cut-off= 0.93 nM/l (Sensitivity= 80%, Specificity= 82.6%). The AUC for serum SMRP differentiating metastasis and mesothelioma was 0.693. cut-off= 1.85 nM/l (Sensitivity = 58.3%. Specificity = 73.3%). SMRP values in pleural fluid were higher than in serum in all groups (mesothelioma: 46.1 +/- 83.2 nM/l. benign lesions: 6.4 +/- 11.1 nM/l. metastasis: 6.36 +/- 21.73 nM/l). The AUC for pleural SMRP differentiating benign lesions and mesothelioma was 0.831. cut-off= 10.4 nM/l (Sensitivity = 76.7%, Specificity = 76.2%). The AUC for pleural SMRP differentiating metastasis and mesothelioma was 0.793.

Interpretation: We show that SMRP may be a promising marker for mesothelioma diagnosis when measured either in serum or pleural fluid. The diagnostic value of SMRP was similar in both types of samples, but pleural fluid SMRP may better discriminate mesothelioma from pleural metastasis.

Onderzoek naar verbetering medicijn Alimta

22-03-2006

Professor Hillary Calvert ontwikkelde aan de universiteit van Newcastle de chemotherapeutische behandeling met het medicijn Alimta. Tot nu toe werkt het voor een bepaalde groep mesothelioompatiënten levensverlengend met enkele maanden. Calvert denkt dat dit effect verbeterd kan worden. Er is een kleine groep patiënten die met Alimta behandeld is en vijf jaar na diagnose nog steeds in leven. Deze groep wordt nu nader onderzocht. Calvert denkt dat deze mensen het zo goed doen door de samenstelling van hun genen en de manier waarop Alimta op hun genen inwerkt. Het medicijn Alimta voorkomt dat tumorcellen zich reproduceren. Sommige tumorcellen kunnen dit proces omzeilen door op gezonde omliggende cellen in te werken. Bij de mensen die langer dan vijf jaar leven lukt die proces niet. Bron: Mesotheliomaweb.org, 3 maart 2006. Meer http://www.mesotheliomaweb.org/alimta-scientist.htm

Stoppen met Roken advies werkt niet bij asbestwerkers

23-02-2006

Mensen die in het Verenigd Koninkrijk met asbest werken of hebben gewerkt, moeten, volgens de Britse Asbestregulering, elke 2 jaar medisch gecontroleerd worden. Rokers krijgen dan het advies om te stoppen, omdat asbest en roken samen een verhoogd risico op longkanker geven. Johnson en collega’s analyseerden dossiers van 170 mensen die in de periode van 1986 tot 2004 een eerste medische controle hadden gehad. Daaronder waren 109 rokers (64%) die allen het advies hadden gekregen om te stoppen. 34 Rokers kwamen twee jaar later terug voor een volgende controle. Van hen waren slechts 3 mensen met roken gestopt (9%). Er zijn, volgens de onderzoekers, daarom meer maatregelen nodig om ervoor te zorgen dat risicogroepen stoppen met roken. Bron: Johnson, A. et. al. (2006). Effectiveness of smoking cessation advice for asbestos workers. Occupational Medicine 56, 59-60.
Bron: Johnson, A., Farrow, P & Jenkins, R., (2006). Effectiveness of smoking cessation advice for asbestos workers. Occupational Medicine 56, 59-60.

Abstract

Aim. To assess effectiveness of smoking cessation advice to asbestos workers at statutory medical examinations.

Methods. Workers are required to be examined every 2 years while continuing potential exposure to asbestos, including cessation advice if smokers. Records of 170 workers seen between 1986 and 2004 in Kent and Canterbury Hospital were reviewed. Respiratory symptoms, signs, lung function, radiological findings and smoking status were analysed.

Results. At initial visit 109 (64%) were smokers. Thirty-four of these attended twice. Despite verbal advice, including emphasis on respiratory abnormalities detected in 62%, only three (9%) had ceased smoking by self-reporting at the second visit.

Conclusion. Despite appropriate counselling regarding the potential risks of asbestos exposure and smoking, the cessation rate among asbestos workers was disappointingly low. Further measures to encourage asbestos workers to enter smoking cessation programmes should be considered.

Onderzoek: is buikvlieskanker erfelijk?

11-01-2006

Bij mannen met longvlieskanker is asbestblootstelling in ongeveer 80% van de gevallen de aanwijsbare oorzaak. Bij buikvlieskanker is die relatie veel minder duidelijk: in slechts 33% van de gevallen is asbest de duidelijke oorzaak, meestal is er dan sprake van intensieve, langdurige blootstelling. Er zijn ook gevallen van buikvlieskanker geconstateerd als gevolg van bestralingstherapie, blootstelling aan mica, herhaalde buikvliesontsteking en toediening van thorium ioxide. Picklesimer en collega’s vonden in dit onderzoek onder een broer en een zus met buikvlieskanker aanwijzingen voor erfelijke aanleg. de twee zijn niet aantoonbaar aan asbest blootgesteld en komen uit een familie waarin kanker in verschillende vormen relatief vaak voorkomt. Bron: Picklesimera, A, H. et all. (2005). Case report: Malignant peritoneal mesothelioma in two siblings. Gynecologic Oncology: artikel in druk.
Amy H. Picklesimera, Vanna Zanagnolob, Theodore H. Niemannc,Lynne A. Eatonb, Larry J. Copelandb, (2005). Case report: Malignant peritoneal mesothelioma in two siblings. Gynecologic Oncology: artikel in druk.

Abstract

Background. Mesothelioma is a rare tumor, linked with occupational asbestos exposure. This association has been used to explain clustering of cases within families. Newer evidence, however, supports a possible genetic predisposition for this tumor.

Case. Our patient’s brother was diagnosed with advanced stage malignant peritoneal mesothelioma in August 1995 at age of 42, he underwent tumor-reductive surgery followed by chemotherapy. He underwent a repeat cytoreductive surgery in September 1996 and further chemotherapy. He died of disease in December 1996. Our patient underwent cytoreductive surgery in May 1999 at age of 49 for advanced stage malignant peritoneal mesothelioma with suboptimal debulking. She received multiple chemotherapy regimens, including most recently experimental targeted agents, for slow progressing disease. She is presently alive with clinical disease 6 years from diagnosis.

Conclusion. This is the first report of two siblings of different gender with malignant peritoneal mesothelioma and only average environmental asbestos exposure. It is highly likely that the family described in this case report has some form of inherited susceptibility to malignancy cancer gene, HLA type, or tumor suppressor gene mutation.