Convenant Instituut Asbestslachtoffers

23 november 1998, laatst gewijzigd 21 oktober 2022

Ondergetekenden,

  1. Comité Asbestslachtoffers, te dezen vertegenwoordigd door mr. R.F. Ruers
  2. Federatie Nederlandse Vakbeweging, te dezen vertegenwoordigd door mw. drs. C.E. Roozemond
  3. Christelijk Nationaal Vakverbond, te dezen vertegenwoordigd door de heer J. Brüning
  4. Vakcentrale voor Middelbaar en Hoger Personeel, te dezen vertegenwoordigd door de heer A.H. Verhoeven
  5. Vereniging VNO-NCW, te dezen vertegenwoordigd door mr. N.J.J. van Kesteren
  6. MKB-Nederland, te dezen vertegenwoordigd door drs. A.W.A.M. Broos
  7. LTO-Nederland, te dezen vertegenwoordigd door ing. D. Duijzer
  8. Verbond Sectorwerkgevers Overheid, te dezen vertegenwoordigd door drs. W.J.M. Bunnink
  9. Verbond van Verzekeraars, te dezen vertegenwoordigd door de heer S.J. Jonker
  10. Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, te dezen vertegenwoordigd door drs. J.F. Hoogervorst
  11. Ministerie van Justitie, te dezen vertegenwoordigd door mr. A.H. Korthals

Overwegende dat

  • bij ondergetekenden de overtuiging bestaat dat het noodzakelijk is de juridische lijdensweg van
    asbestslachtoffers te bekorten,
  • ondergetekenden bereid zijn mee te werken aan de totstandkoming van een instituut voor asbestslachtoffers dat inhoud zal geven aan bovengemeld doel,
  • ondergetekenden zullen bevorderen dat belanghebbenden zoveel mogelijk gebruikmaken van de
    diensten van het instituut en bekendheid geven aan het bestaan van het instituut,
  • ondergetekenden van mening zijn dat de oprichting van een instituut mede tegemoet komt aan de
    erkenning van de asbestslachtoffers.

Komen overeen
dat het na te melden convenant met ingang van de datum van ondertekening tot wederopzegging geldt.

Inhoud convenant

I. Definities

Asbestslachtoffers vertegenwoordigende organisaties: Comité Asbestslachtoffers, Federatie Nederlandse Vakbeweging, Christelijk Nationaal Vakverbond, Vakcentrale voor Middelbaar en Hoger Personeel.

Werkgeversorganisaties: Vereniging VNO-NCW, MKB-Nederland, LTO-Nederland.

Overheidswerkgevers: Verbond Sectorwerkgevers Overheid (rijk, provincies, gemeenten, onderwijs,
defensie, rechtelijke macht, politie, waterschappen).

Verzekeraars: Verbond van Verzekeraars.

Partijen: Bovengemelde organisaties.

II. Instituut Asbestslachtoffers

1. Oprichting instituut

Partijen verklaren zich bereid om gezamenlijk op korte termijn de oprichting van het instituut van asbestslachtoffers te doen initiëren. Het werkterrein van het instituut wordt begrensd door de bevoegdheid van de Nederlandse rechter.

2. Taken instituut

Het instituut zal de volgende taken uitvoeren:

a. Voorlichtings- en verwijstaken

  • Verschaffen van informatie aan werknemers die mogelijk aan asbest hebben blootgestaan, hun gezinsleden en nabestaanden, maar ook aan andere relevante actoren, zoals werkgevers, verzekeraars en medici.
  • Vervullen van een verwijsfunctie ten behoeve van asbestslachtoffers, anderen dan mesothelioomslachtoffers en asbestoseslachtoffers, en hun nabestaanden, zolang voor deze slachtoffers het instituut geen individuele behandeling aanbiedt.

b. Taken in verband met individuele gevalsbehandeling

  • Uitvoeren van intakeprocedure.
  • Onderzoek naar de gegrondheid van vorderingen van mesothelioomslachtoffers aan de hand van door
    partijen vastgestelde protocollen voor medische causaliteit en arbeidsverleden (bijlage).
  • Onderzoek naar de gegrondheid van vorderingen van nabestaanden van mesothelioomslachtoffers en asbestoseslachtoffers aan de hand van door partijen vastgestelde protocollen voor medische causaliteit en arbeidsverleden (bijlage). Het betreft nabestaanden van mesothelioomslachtoffers, die of op 6 juni 1997 in leven waren dan wel zijn en die op grond van werkgeversaansprakelijkheid een claim hebben ingediend of nog zullen indienen, respectievelijk wier nabestaanden nog een claim op basis van de artikelen 6:107 en 6:108 BW zullen indienen. Een nabestaande van een asbestoseslachtoffer komt voor schadevergoeding in aanmerking indien het slachtoffer zelf bij leven een verzoek tot bemiddeling bij het IAS heeft gedaan en het NVALT-expertpanel de diagnose asbestose heeft gesteld en het bijbehorende longfunctieverlies in AMA-klasse 2, 3 of 4 valt.
  • Bemiddeling op basis van een schadebehandelingsvolmacht, gericht op het treffen van een schikking,
    waarbij betrokkenen bij acceptatie van de schikkingsbedragen, als bedoeld in art. 11.5, elkaar finaal
    kwijten.

c. Advisering in het kader van de regeling ‘Tegemoetkoming asbestslachtoffers’

  • Het adviseren van de uitkerende instantie die door het Ministerie van Sociale Zaken en
    Werkgelegenheid belast is met de uitvoering van de regeling ‘Tegemoetkoming asbestslachtoffers’ over individuele aanvragen.

d. Ontwikkeltaken instituut
Naast respectievelijk ten behoeve van bovengenoemde taken draagt het instituut zorg voor:

  • Ontwikkeling en onderhoud van een datasysteem ter zake asbestgerelateerde aandoeningen.
  • Kwaliteitsborging van procedures/protocollen ter zake medische causaliteit en arbeidsverleden met
    betrekking tot mesothelioom.
  • Het tot stand brengen van protocollen met betrekking tot andere asbestgerelateerde ziekten dan
    maligne mesothelioom (asbestose en longkanker). Na het verschijnen van de adviezen van de
    Gezondheidsraad hieromtrent zullen partijen, vertegenwoordigd in de Raad van Toezicht en Advies
    van de Stichting Instituut Asbestslachtoffers, binnen een jaar beoordelen of ook andere categorieën
    slachtoffers bij het instituut voor bemiddeling in aanmerking komen. In verband daarmee zal mede
    worden bezien of er mogelijkheden zijn tot het aannemen van proportionele aansprakelijkheid en zo
    ja welke.

e. Onafhankelijke geschillenbeslechting
In geval de bemiddeling van het instituut niet leidt tot een schikking tussen partijen als bedoeld in art.
11.5, verbinden betrokkenen zich hun geschil voor te leggen aan een bevoegde Kantonrechter met het
verzoek op de voet van art. 43 van de wet op de Rechtelijke Organisatie (R.O.) in hoogste instantie –
partijen doen hierbij afstand van hun recht op hoger beroep – uitspraak te doen.

3. Juridische vormgeving

Partijen komen overeen een stichting op te richten volgens door hen goedgekeurde conceptstatuten
(bijlage).

4. Personele samenstelling

Naast een directeur zal het instituut een gekwalificeerde staf in dienst hebben, in ieder geval bestaande
uit een medisch adviseur, voorlichters, dossiermedewerkers en secretarieel personeel. De leden van de
staf worden in overleg met het bestuur aangesteld door de directeur. De omvang van het personeelsbestand, gerelateerd aan het aantal te behandelen dossiers, wordt na overleg met de directeur bepaald door het bestuur.

Ten behoeve van de uitvoering van bovengemelde taken kan het instituut gebruik maken van externe,
onafhankelijke deskundigen op onder andere medisch, arbeidshygiënisch en verzekeringsgebied.

Gestreefd wordt naar een instituut met gezag. In dit verband achten partijen het van grote betekenis
pas dan met de feitelijke uitvoeringsactiviteiten officieel van start te gaan als kwalitatief hoogwaardige
dienstverlening kan worden geleverd.

5. Schadebedragen

  • Voor wat betreft de materiële schade (op basis van 6:107 BW) komen partijen een forfaitair bedrag
    overeen van Fl. 5000,- behoudens het aannemelijk maken van het meerdere.
  • Voor wat betreft de immateriële schade komen partijen een bedrag van Fl. 90.000,- overeen, exclusief
    dossierkosten.
  • Voor wat betreft de schade (op basis van 6:108 BW) komen partijen een forfaitair bedrag van
    Fl. 5.000,- overeen, behoudens het aannemelijk maken van het meerdere.
  • Vanaf 1 januari 2000 worden bovengenoemde bedragen conform de prijsindex van het CBS aangepast.
  • Voor bovengenoemde bedragen geldt dat de wettelijke rente in de vergoedingen is begrepen, maar
    additioneel in rekening wordt gebracht vanaf het moment dat het instituut een advies heeft gegeven en één der partijen hiermee niet akkoord gaat.
  • Voor wat betreft de materiële schade (op basis van 6:107 BW) komen partijen voor asbestose een forfaitair bedrag gelijk aan dat voor maligne mesothelioom overeen, behoudens het aannemelijk maken van het meerdere.
  • Voor wat betreft de immateriële schade komen partijen voor asbestose de volgende bedragen overeen (exclusief dossierkosten) ingedeeld naar ernst van de stoornis op basis van de classificatie van de American Medical Association (AMA):
  • De schadevergoeding in klasse 2 is gelijk aan het voorschot via de Regeling tegemoetkoming asbestslachtoffers (TAS). Bedragen gelden voor 2014 en worden jaarlijks geïndexeerd.
  • Indien de aanvrager na het ontvangen van de normbedragen voor asbestose ook mesothelioom ontwikkelt, zal de vergoeding voor asbestose worden verrekend met de vergoeding voor mesothelioom.

6. Verjaring

Partijen komen overeen dat:

  • in geval na 21 oktober 2022 een vordering tot vergoeding van schade door letsel of overlijden als gevolg van blootstelling aan asbest (hierna: vordering) wordt ingesteld geen beroep zal worden gedaan op de absolute verjaringstermijn van dertig jaar zoals beschreven in art 3:310 lid 2 BW (hierna: absolute verjaringstermijn);
  • in geval een vordering is ingesteld voor of op 21 oktober 2022 en er nog geen beroep is gedaan op de absolute verjaringstermijn, er niet na 21 oktober 2022 alsnog een beroep wordt gedaan op deze verjaringstermijn;
  • in geval een vordering is ingesteld voor of op 21 oktober 2022 en er wel al een beroep is gedaan op de absolute verjaringstermijn, het beroep op deze verjaringstermijn ook na 21 oktober 2022 van kracht blijft.

7. Financiering instituut

  • Voor de dekking van de kosten van de door het instituut uit te voeren taken ten aanzien van de slachtoffers mesothelioom, alsmede de voorlichtings-, verwijs- en ontwikkeltaken zal wanneer een schikking is bereikt per afgehandeld dossier een in de begroting op te nemen bedrag in rekening worden gebracht bij betrokken werkgever respectievelijk verzekeraar. Eventuele kosten van rechtshulpverlening blijven ten laste van degene die die hulp heeft ingeroepen.
  • Indien de rechter in de procedure ex artikel 43 R.O. een oordeel geeft dat afwijkt van het advies van het instituut, komen de kosten ten laste van het instituut: indien de rechter oordeelt conform het advies van het instituut, komen de kosten van de procedure 43 R.O. ten laste van de in het ongelijk gestelde partij.
  • De kosten van het instituut ter zake van onderzoek en bemiddeling, alsmede een opslag voor voorlichtings-, verwijs- en ontwikkeltaken, van die gevallen waarvan na onderzoek aan de hand van de protocollen medische causaliteit en arbeidsverleden aansprakelijkheid van een werkgever blijkt en niettemin een schikking wordt bereikt en ook geen procedure wordt gestart, komen ten laste van betrokken werkgever respectievelijk verzekeraar.
  • De kosten voor gevallen waarvan na het onderzoek aan de hand van de protocollen medische causaliteit en arbeidsverleden blijkt dat er geen aansprakelijkheid te effectueren is en er ook geen recht bestaat op vergoeding krachtens de regeling ‘Tegemoetkoming asbestslachtoffers’ van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid komen ten laste van het instituut.
  • Kosten van advisering ten behoeve van de regeling ‘Tegemoetkoming asbestslachtoffers’ zullen worden gevorderd bij het uitvoeringsorgaan van de regeling volgens maatstaven die door het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, uitvoerder en instituut gezamenlijk worden uitgewerkt.
  • Voor de aanloopkosten zal door de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid aan de Stichting
    Instituut Asbestslachtoffers een eenmalige bijdrage (startsubsidie) van Fl. 2.500.000,- worden
    verstrekt.
  • Een concept-begrotingsopzet is als bijlage opgenomen.

8. Evaluatie

Het bestaan, het functioneren, de effectiviteit en de financiering van het instituut zullen na 3 jaar door
de Raad van Toezicht en Advies met het Bestuur worden geëvalueerd. Bij deze evaluatie zal ook worden
bezien of de in het convenant opgenomen normbedragen nog passend zijn. De bij het convenant
betrokken Ministeries van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en Justitie zullen schriftelijk worden
gerapporteerd over de uitkomst van deze discussie.