Twee nieuwe zgn. NEN normen zijn ingevoerd om het blootstellingsrisico aan asbest zoveel mogelijk te verkleinen. De NEN 2990 beschrijft een methode om de eindcontrole na asbestverwijdering zo nauwkeurig en betrouwbaar mogelijk te laten verlopen. De NEN 2991 beschrijft een methode om het blootstellingsrisico in gebouwen waarin asbest is aangetroffen op een objectieve manier vast te stellen. Bron: Jan Tempelman, TNO
Voorkoming van blootstelling aan asbest: nieuwe NEN normen

Door Jan Tempelman, TNO

Eindcontrole na asbestverwijdering (NEN 2990)

Het tijdperk waarin werknemers in diverse industrietakken aan hoge concentraties asbest werden blootgesteld ligt gelukkig ver achter ons. In wat oudere gebouwen en constructies worden echter nog regelmatig asbesthoudende materialen aangetroffen die tijdens de bouw zijn aangebracht. Deze vormen dan ook tegenwoordig de belangrijkste bronnen waaruit nog asbestvezels in de lucht kunnen vrijkomen. Het verwijderen van asbest is aan strikte regels gebonden (BRL 5050) en mag uitsluitend worden uitgevoerd door gecertificeerde bedrijven. Na het verwijderen vindt er een onafhankelijke eindcontrole plaats door een RvA-geaccrediteerd laboratorium. Wanneer er geen asbestresten meer worden aangetroffen wordt het saneringsgebied �vrijgegeven�. Beschermingsmaatregelen, zoals een containment of een afgezet terrein, worden dan verwijderd en de ruimte of het terrein is weer toegankelijk voor personeel en publiek.

De kwaliteit van de eindcontrole is dan ook cruciaal. Vooral na het verwijderen van niet-hechtgebonden asbesthoudende materialen zoals spuitasbest, kunnen immers minuscule resten die over het hoofd worden gezien die later tot herbesmetting van de lucht kunnen leiden. De nieuwe norm NEN 2990 beschrijft een strikte werkwijze voor de controlerende laboratoria. De eindcontrole bestaat uit twee stappen, namelijk:

1. Een nauwkeurige visuele inspectie op achtergebleven asbestresten.

2. een bepaling van de asbestconcentratie in de lucht onder �actieve� omstandigheden.

De norm geeft een nauwkeurige beschrijving van de te gebruiken technieken en hulpmiddelen bij de visuele inspectie, de monsterneming en microscopische analyse van de genomen luchtmonsters. Strikte richtlijnen voor rapportage en het weergeven van de meet(on)nauwkeurigheid zorgen ervoor dat rapporten van verschillende laboratoria goed vergelijkbaar zijn en ook voor leken direct duidelijk weergeven of een ruimte al dan niet �vrijgegeven� is.

De NEN 2990 moet worden gezien als een verbeterde versie van het sinds 2000 gehanteerde protocol, TNO – R2000/065.

Risicobeoordeling in en rondom gebouwen of constructies waarin asbesthoudende materialen zijn verwerkt (NEN 2991)

De eerder beschreven NEN 2990 beschrijft de eindcontrole na een gecontroleerde sloop, en vormt daardoor een duidelijk omschreven stuk van de �asbestketen�. In heel wat gebouwen zijn echter nog tal van asbesthoudende materialen aanwezig die niet gesloopt worden. Veel van deze materialen (veelal asbestcementproducten) zullen bij normaal gebruik geen vezels aan de lucht afgeven, en er zal dus geen directe reden zijn om deze te verwijderen. Laten zitten tot het moment van sloop van het gebouw kan dan ook een aanvaarbare optie zijn. Anderzijds worden er soms ook situaties aangetroffen die een direct blootstellingrisico opleveren voor gebruikers en onderhoudspersoneel. Asbest is vaak aanwezig in de meer verborgen delen van een gebouw, boven de verlaagde plafonds, de technische ruimten, leidingschachten en aircokanalen. Onderhoudspersoneel loopt daarom meer risico dan de reguliere kantoorgebruiker.

De NEN 2991 beschrijft een methode om het blootstellingsrisico in dergelijke niet-sloopsituaties op een objectieve manier vast te stellen. Hierbij wordt gekeken naar de toestand waarin de materialen verkeren en worden er zonodig onder gestandaardiseerde �worst case� condities luchtmetingen uitgevoerd. Om voldoende gevoelig en selectief te kunnen meten worden de luchtmonsters met elektronenmicroscopie geanalyseerd (ISO 14966). De onderzoeksresultaten kunnen direct worden gerelateerd aan de daarvoor gehanteerde toetsingswaarden van de Arbeidsinspectie (werknemers) en/of van VROM (niet-beroepsmatig blootgestelde personen).

Momenteel wordt gewerkt aan een harmonisatie van de door VROM en SZW gehanteerde toetsingswaarden.

Een onderzoek resulteert in een advies dat globaal gezien kan vari�ren tussen �kans op blootstelling verwaarloosbaar� en �direct ontruimen, want er bestaat een acuut blootstellingsrisico�. Behalve deze risicobeoordeling geeft de norm ook richtlijnen voor het opstellen van een z.g. �Asbestbeheersplan�. Hierin wordt beschreven hoe op een veilige manier met achterblijvende asbesthoudende materialen moet worden omgegaan. Dat in een dergelijk plan het voorkomen van blootstelling voor onderhoudspersoneel uitvoerig aan de orde komt spreekt voor zich.

De ministeries VROM en SZW werken momenteel aan de inbedding van de NEN 2991 in wet- en regelgeving.