Osteopontine is een eiwit dat in een significant hoger gehalte in het bloedplasma voorkomt bij een aantal vormen van kanker. Pass en collega’s onderzochten of dit bij longvlieskanker (pleuraal mesothelioom) ook zo is. Bloedplasma-monsters van drie groepen werden vergeleken: een groep van 69 personen met een niet kwaadaardige asbestgerelateerde aandoening, 45 rokers of ex-rokers bij wie geen asbestblootstelling is geconstateerd, en 76 personen met longvlieskanker (pleuraal mesothelioom). Bij de groep met longvlieskanker werden significant hogere osteopontine-niveaus in het bloedplasma gevonden dan bij de aan asbest blootgestelde groep zonder kanker. Een osteopontine bloedplasmatest zou volgens Pass daarom als instrument gebruikt kunnen worden voor de vroege ontdekking van pleuraal mesothelioom. De vraag is echter hoe zinvol vroeg-screening zou zijn, omdat de ziekte (nog) niet te genezen is. Volgens Pass is het echter wel zo dat bij ontdekking in een vroeg stadium de overlevingskans meer dan 5 jaar is als de tumor operatief geheel verwijderd kan worden. Momenteel wordt bij slechts 5% van de patiënten de ziekte in zo’n vroeg stadium ontdekt. Bron: Pass HI, et al. (2005). Asbestos exposure, pleural mesothelioma, and serum osteopontin levels. N Engl J Med. 2005 Oct 13.353(15):1564-73.
In een commentaar op dit onderzoek relativeert Cullen de conclusies van Pass over het gebruik van de osteopontine-test bij vroeg-screening van mesothelioom. Eerst moeten de resultaten afgewacht van het onderzoek naar deze test bij andere asbestgerelateerde afwijkingen, zoals bijvoorbeeld asbestgerelateerde longkanker. Ook vermeldt hij dat de door Pass vermelde risicopercentages op mesothelioom gebaseerd zijn op intensieve blootstelling aan het meest gevaarlijke blauwe asbest (crocidoliet). Deze percentages liggen lager voor wit asbest (chrysotiel) dat veel meer werd gebruikt. Tot slot twijfelt hij aan de vermelde overlevingskans van 5 jaar bij diagnose in een vroeg stadium en algehele verwijdering van de tumor. De onderzoeksresultaten hierover zijn niet eenduidig. Bron: Cullen, mr. (2005). Comment: serum osteopontin levels – is it time to screen asbestos-exposed workers for pleural mesothelioma? N Engl J Med. Oct 13.353(15):1617-8.
Pass HI, Lott D, Lonardo F, Harbut M, Liu Z , Tang N, Carbone M, Webb C, Wali A. Asbestos exposure, pleural mesothelioma, and serum osteopontin levels. N Engl J Med. 2005 Oct 13.353(15):1564-73.
BACKGROUND: We investigated the presence of osteopontin in pleural mesothelioma and determined serum osteopontin levels in three populations: subjects without cancer who were exposed to asbestos, subjects without cancer who were not exposed to asbestos, and patients with pleural mesothelioma who were exposed to asbestos.
METHODS: A group of 69 subjects with asbestos-related nonmalignant pulmonary disease were compared with 45 subjects without exposure to asbestos and 76 patients with surgically staged pleural mesothelioma. Tumor tissue was examined for osteopontin by immunohistochemical analysis, and serum osteopontin levels were measured by an enzyme-linked immunosorbent assay.
RESULTS: There were no significant differences in mean (+/-SE) serum osteopontin levels between age-matched subjects with exposure to asbestos and subjects without exposure to asbestos (30+/-3 ng per milliliter and 20+/-4 ng per milliliter, respectively. P=0.06). In the group with exposure to asbestos, elevated serum osteopontin levels were associated with pulmonary plaques and fibrosis (56+/-13 ng per milliliter) but not with normal radiographic findings (21+/-5 ng per milliliter), plaques alone (23+/-3 ng per milliliter), or fibrosis alone (32+/-7 ng per milliliter) (P=0.004). Serum osteopontin levels were significantly higher in the group with pleural mesothelioma than in the group with exposure to asbestos (133+/-10 ng per milliliter vs. 30+/-3 ng per milliliter, P<0.001). Immunohistochemical analysis revealed osteopontin staining of the tumor cells in 36 of 38 samples of pleural mesothelioma. An analysis of serum osteopontin levels comparing the receiver-operating-characteristic curve in the group exposed to asbestos with that of the group with mesothelioma had a sensitivity of 77.6 percent and a specificity of 85.5 percent at a cutoff value of 48.3 ng of osteopontin per milliliter. Subgroup analysis comparing patients with stage I mesothelioma with subjects with exposure to asbestos revealed a sensitivity of 84.6 percent and a specificity of 88.4 percent at a cutoff value of 62.4 ng of osteopontin per milliliter. CONCLUSIONS: Serum osteopontin levels can be used to distinguish persons with exposure to asbestos who do not have cancer from those with exposure to asbestos who have pleural mesothelioma.