De Hoge Raad verwerpt het beroep in cassatie tegen het arrest van Hof den Haag d.d. 9 oktober 2015. Met inachtneming van de zeven gezichtspunten uit het arrest Van Hese/De Schelde (2000) zag Hof Den Haag onvoldoende grond voor doorbreking van het beroep op verjaring van rederij Maersk tegen de vordering van de weduwe van een in 2010 aan mesothelioom overleden man. De cassatie omvatte o.a. de klacht dat het Hof de weging van de betreffende gezichtspunten onvoldoende had gemotiveerd. De Hoge Raad verwerpt deze klacht en oordeelt dat het Hof voldoende inzicht heeft gegeven in zijn gedachtegang. De conclusie dat Maersk geen ernstig verwijt van het ontstaan van de schade kan worden gemaakt, leidt ertoe dat aan de gezichtspunten (c) en (e) in dit geval zoveel meer gewicht toekomt dan aan de overige gezichtspunten. De Hoge Raad oordeelde verder dat een beroep op de absolute verjaringstermijn niet in strijd is met het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM).De Hoge Raad acht de in het kader van verjaring geldende beperking van de toegang tot de rechter verenigbaar met art. 6 lid 1 EVRM (zaak Howald Moor c.s./Zwitserland, 2014). Aan de hand van gezichtspunten op grond van het arrest Van Hese/De Schelde, 2000 is de benadeelde in staat uiteen te zetten waarom volgens hem/haar ondanks het verstrijken van de verjaringstermijn de mogelijkheid moet worden geboden voort te procederen over de verwezenlijking van zijn aanspraak. Bron: Hoge Raad, 24 maart 2017, ECLI:NL:HR:2017:494