De Hoge Raad heeft op 31 maart 2006 uitspraak gedaan over de aansprakelijkheid van een asbestverwerkend bedrijf waarin de werknemer gedurende lange tijd met asbeststof had gewerkt, maar ook jarenlang had gerookt. Voor het eerst kwam de Hoge Raad tot de volgende beslissing. Als een werknemer schade heeft geleden die zowel kan zijn veroorzaakt doordat zijn werkgever hem onvoldoende heeft beschermd tegen schade in de uitoefening van zijn werkzaamheden door blootstelling aan een voor de gezondheid gevaarlijke stof, als kan zijn veroorzaakt door een aan de werknemer zelf toe te rekenen oorzaak zoals roken, genetische aanleg, veroudering of van buiten komende oorzaken, of door een combinatie daarvan, terwijl niet met voldoende zekerheid is vast te stellen in welke mate de schade van de werknemer door deze omstandigheden of één daarvan is ontstaan, mag de rechter de werkgever tot vergoeding van de gehele schade van de werknemer veroordelen met vermindering van “kort gezegd” het aandeel dat aan het eigen toedoen van de werknemer valt toe te schrijven. De Hoge Raad sluit hiermee aan bij het advies van de Gezondheidsraad over longkanker na asbestblootstelling . De Gezondheidsraad adviseert om te komen tot een “proportionele compensatie”, die erin bestaat dat het slachtoffer een hoger schadebedrag ontvangt naarmate de beroepsmatige asbestblootstelling, en dus de kans dat de longkanker door asbest werd veroorzaakt, groter is. Bron:Hoge Raad 31 maart 2006 LJN: AU6092. Samenvatting www.rechtspraak.nl