Niet vast is komen te staan dat de eiser gedurende zijn dienstbetrekking bij de werkgever aan asbeststof is blootgesteld. Of het bedrijf aan haar zorgplicht heeft voldaan en of de vordering van de nabestaanden (gedeeltelijk) is verjaard behoeft derhalve geen behandeling. Het hoger beroep faalt.
Deze uitspraak van het Hof den Haag volgt op een verwijzing door de Hoge Raad bij arrest van 17 februari 2006 (AU6927). Het hof acht van belang dat de werkgever heeft gesteld dat zij geen gegevens heeft over het arbeidsverleden van de eiser bij haar rechtsvoorganger en de werkomstandigheden van destijds, en dat dit door de eiser en zijn nabestaanden onvoldoende is weersproken. Naar het oordeel van het hof kan het gebrek aan onderbouwing op dit punt de werkgever niet worden aangerekend, omdat het werkzaamheden en werkomstandigheden van (bij aanvang van de procedure in eerste aanleg) meer dan dertig jaren geleden betreft en er geen verplichting voor het bedrijf is (geweest) om gegevens als hier aan de orde, gedurende die lange periode te bewaren. Om die reden en in het licht van het sub 10 overwogene ziet het hof geen aanleiding de bewijslast om te draaien of een bewijsvermoeden te hanteren. Bron: Hof den Haag, 18 augustus 2009, BJ5651, arrest Hoge Raad, 17 februari 2006, AU6927.