In hoger beroep oordeelt het hof Amsterdam dat niet voldoende grond bestaat de verjaringstermijn van 30 jaar buiten toepassing te laten. Doorslaggevend in dit oordeel is dat de eiser te lang, namelijk 2,5 jaar heeft gewacht met het instellen van de vordering tot schadevergoeding
Het betreft een vordering van een man die van 1951 tot 1967 in loondienst werkzaam was als stellingbouwer/metaalboorder bij scheepswerf ADM te Amsterdam. Op 13 juni 2005 bevestigde de longarts dat bij de man belangrijke asbestexpositie had plaatsgevonden. Ten gevolge hiervan pleura plaques links en rechts en een lichte vorm van asbestose. De zaak is verjaard omdat na de laatste blootstelling aan asbest (1967) meer dan dertig jaar zijn verstreken voordat de daardoor veroorzaakte (lichte vorm van) asbestose is gediagnostiseerd. Het hof beoordeelde aan de hand van 7 door de Hoge Raad geformuleerde gezichtspunten of er voldoende grond bestond de verjaringstermijn van 30 jaar buiten toepassing te laten. Bron: Gerechtshof Amsterdam, 18 november 2008, BH4147.