Een man met mesothelioom stelt tijdens zijn militaire dienst in 1963-64 regelmatig indirect aan asbest te zijn blootgesteld. Eenmaal per maand kwam de man in de garage van de kazerne om onderhouds- en reparatiewerkzaamheden te laten verrichten aan zijn vrachtwagen. In zijn directe nabijheid waren monteurs bezig met, onder meer, het vervangen van asbesthoudende remvoeringen. Door het schoonblazen en op maat maken van de asbesthoudende remvoeringen kwam asbeststof vrij. De rechtbank oordeelt dat de man niet voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat van daadwerkelijke blootstelling aan asbest sprake is geweest. Het gestelde berust uitsluitend op zijn eigen verklaring. De man is er niet in geslaagd op andere wijze, bijvoorbeeld door getuigenverklaringen en/of ander bewijsmateriaal, te onderbouwen dat zijn stellingen juist zijn. Verder oordeelt de rechter dat nu van blootstelling aan asbest geen sprake is geweest, toepassing van de omkeringsregel niet aan de orde kan zijn. Bron: Rechtbank Den Haag, 4 april 2012, BW1118.