Een ex-dienstplichtige stelt dat de bekendwording in de jaren 1996/97 dat hij tijdens zijn militaire dienst in het NAVO-commandocentrum Cannerberg in de jaren 1970/71 gedurende negen maanden blootgesteld is geweest aan asbest en het besef dat hij als gevolg daarvan een ernstige longziekte kan krijgen, hebben geleid tot een in het kader van de Wet in aanmerking te nemen psychische aandoening. Het ministerie van Defensie stelt echter dat bij betrokkene sprake is van een gegeneraliseerde angststoornis, meebrengend dat hij buitensporig reageert op allerlei stressvolle omstandigheden. Van deze aandoening had hij al last vóór 1996/97 dus vóórdat zijn militaire dienst begon. Er is voor zijn psychische klachten derhalve niet specifiek een relatie te leggen met de zogenoemde Cannerbergaffaire.

In zijn aan de rechtbank uitgebrachte rapport heeft deskundige prof. Van Os aangegeven dat bij betrokkene in de periode 1997 tot 2003 sprake is van significante psychische problematiek welk het beste is te duiden als een aanpassingsstoornis. Zowel het nieuws over de asbestblootstelling in 1997 als de houding van de (vroegere) werkgever nadat de kwestie aldaar ter tafel was gebracht worden door Van Os gezien als stressoren van deze aandoening. De Centrale Raad van Beroep komt in hoger beroep- anders dan de rechtbank – tot de slotsom dat in het rapport van prof. Van Os wél voldoende steun is te vinden voor het standpunt van de ex-dienstplichtige.

Bron: rechtspraak.nl, 3 november 2005: LJN: AU5527, Centrale Raad van Beroep, 04/1151 MPW