Asbest wordt in veel ontwikkelingslanden nog steeds volop gebruikt. Alleen al in India, de grootste asbestimporteur van de wereld, werken ca. 300.000 mensen in de asbestindustrie, die goed is voor een omzet van zo’n anderhalf miljard euro per jaar. Vertegenwoordigers van de asbestindustrie kwamen onlangs op een conferentie in Delhi bijeen. Zij vinden dat de risico’s overdreven worden. Sterker nog: ze beschrijven hun product als een vorm van ontwikkelingshulp voor de vele arme Indiers die in armoedige rieten hutten moeten wonen. Volgens de asbestlobby is het slechte imago van het materiaal te wijten aan het feit dat westerse landen het onverantwoord gebruikt hebben. Diezelfde lobby beweert ook dat de verreweg meest gebruikte soort asbest, witte asbest (chrysotiel), veilig is. Volgens de Internationale Arbeidsorganisatie (IAO), de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) en medische onderzoekers hoort het materiaal verboden te zijn: asbestvezels nestelen zich in de longen van mensen en veroorzaken daar ziektes. Volgens de IAO sterven zo’n 100.000 mensen per jaar aan de gevolgen van blootstelling op hun werkplek. De positie van de Indiase overheid blijft onduidelijk. Er geldt sinds 1986 een moratorium op het delven van asbest, maar het gebruik is nooit verboden. Er is inmiddels wel protest van burgers. De vergunning voor een asbestfabriek in Vaishali werd daardoor vorig jaar alsnog ingetrokken. Wat het standpunt is van de nieuwe premier Mori is nog niet bekend. Bron: AP, Trouw, 12 augustus 14.