Toepassing van het voorzorgsbeginsel voor het gebruik van gevaarlijke stoffen in de leefomgeving

Voorbeeld van gebruik van risicovolle stoffen in de leefomgeving
Het gebruik van bestrijdingsmiddelen voor de lelieteelt op korte afstand van woongebieden is een voorbeeld van een risicovolle toepassing van gevaarlijke stoffen in de leefomgeving. Bij de lelieteelt wordt een mix van verschillende bestrijdingsmiddelen gebruikt. Deze middelen zijn op dit moment wettelijk toegelaten, terwijl niet vaststaat wat de gevolgen zijn van blootstelling aan zo’n cocktail van landbouwgif.

Duidelijk is dat bestrijdingsmiddelen gezondheidsschade kunnen opleveren. Volgens rapporten van de Gezondheidsraad en het RIVM uit 2020 en 2021 bestaat er waarschijnlijk een verband tussen het gebruik van de middelen en zogenaamde neurodegeneratieve ziektes als Parkinson bij volwassenen, maar ook prenatale ontwikkelingsstoornissen bij kinderen. Dit blijkt uit internationale wetenschappelijke onderzoeken. Dit algemene verband zegt echter niet welke middelen in welke hoeveelheid gezondheidsschade opleveren. Dat moet nog verder worden onderzocht. Juist vanwege deze onzekerheid maken omwonenden zich in toenemende mate zorgen over de gezondheidsrisico’s van bestrijdingsmiddelen die telers op de velden spuiten in de nabije omgeving van hun woningen.

Bij reële gezondheidsrisico’s kan de rechter het gebruik van legale middelen verbieden
Op 8 mei 2024 oordeelde de Rechtbank Limburg in kort geding dat het commerciële belang van een bloembollenteler, gelet op het risico voor de omwonenden op ernstige gezondheidsschade, diende te wijken voor de belangen van de omwonenden. De bloembollenteler wilde in Sevenum op een akker gelegen in de buurt van de woningen van de omwonenden lelies gaan telen. Tijdens deze teelt zou op de akker wekelijks gespoten worden met verschillende bestrijdingsmiddelen. De omwonenden waren bang voor gezondheidsschade voor henzelf en hun kinderen en vorderden daarom in kort geding een verbod op het gebruik van de middelen.

De leliekweker betoogde dat hij zich bij het beoogde gebruik van bestrijdingsmiddelen aan alle regels wilde houden. De rechtbank in Roermond vond dat argument niet doorslaggevend;  “Dat de middelen zijn getest en goedgekeurd, betekent niet dat de middelen veilig zijn. Bij het testen van de middelen wordt namelijk niet getest op neurologische gevolgen die pas op de lange termijn optreden, zoals de ziekte van Parkinson. Ook wordt bij de testen geen onderzoek gedaan naar ontwikkelingsstoornissen van kinderen”, aldus de rechtbank in de uitspraak.

Juridisch kader
De rechter kan overgaan tot het opleggen van een verbod op het gebruik van wettelijk goedgekeurde middelen, als aan het gebruik onaanvaardbare gezondheidsrisico zijn verbonden. In de hierboven besproken zaak kon volgens de voorzieningenrechter niet worden uitgesloten dat het gebruik van (een cocktail van) een aantal bestrijdingsmiddelen een onaanvaardbaar schadelijk effect zou kunnen hebben op de gezondheid van de omwonenden. Het wekelijks spuiten van dergelijke middelen in de lelieteelt op enkele tientallen meters van de omwonenden was volgens de rechter dan ook onrechtmatig.

De rechter baseerde zijn uitspraak op het Europeesrechtelijke voorzorgsbeginsel. Het voorzorgsbeginsel houdt in dat, wanneer we niet zeker weten dat stoffen, met name die welke persistent en giftig zijn in het milieu, geen schadelijke effecten voor het milieu of de gezondheid zullen hebben, het beter is om het zekere voor het onzekere te nemen.

Toepassing van het voorzorgsbeginsel vergt wel een zorgvuldige onderbouwing gebaseerd op wetenschappelijke kennis over de risico’s van een stof. Deze kennis moet gegronde vrees voor mogelijke gezondheidsschade of milieuvervuiling ondersteunen. Vervolgens moet de rechter bepalen of het te nemen risico aanvaardbaar is als wordt gekeken naar de met het gebruik van de gevaarlijke stof te dienen doelen. Om te bepalen of het gebruik van bestrijdingsmiddelen moest worden beperkt dan wel verboden moest de rechter in de onderhavige casus een belangenafweging maken tussen het belang van de omwonenden en het belang van de teler. In deze casus viel die belangenafweging uit in het voordeel van de omwonenden. Zij hadden de reële kans op gezondheidsschade voldoende aannemelijk gemaakt aan de hand van diverse rapporten en onderzoeken. Op grond van deze wetenschappelijke onderbouwing van de gezondheidsrisico’s heeft de rechtbank de belangenafweging in het voordeel van de omwonenden gemaakt en het gevorderde verbod op het gebruik van bestrijdingsmiddelen toegewezen.

Breder perspectief
De hier besproken uitspraak van de rechtbank Limburg is ook van toepassing op het gebruik van  andere gevaarlijke stoffen dan bestrijdingsmiddelen. Voor alle stoffen die een schadelijk effect kunnen hebben op de gezondheid van mens of dier of een onaanvaardbaar effect voor het milieu, kan de rechter de rechtmatigheid van het gebruik beoordelen langs de meetlat van het voorzorgsbeginsel. Omwonenden die zich op basis van wetenschappelijk onderzoek zorgen maken over een reëel gezondheidsrisico als gevolg van het gebruik van gevaarlijke stoffen in hun nabije leefomgeving kunnen de civiele rechter vragen het gebruik te verbieden zodat onaanvaardbaar risico van schade aan mens en milieu kan worden vermeden.

Job Voss
Juridisch beleidsmedewerker
j.voss@ias.nl
Januari 2025