In memoriam Jan Christoffel Gmelich Meijling
Op 2 juni 2012 overleed Jan Christoffel Gmelich Meijling op 76 jarige leeftijd. Hij begon zijn rijke loopbaan bij de Koninklijke Marine, o.a. als commandant van een mijnenveger. Daarna vervulde hij op gemeentelijk niveau tal van openbare functies, waaronder het burgemeesterschap van Den Helder. In het eerste kabinet Kok was hij staatssecretaris van Defensie. Dit naast vele nevenfuncties, zoals het voorzitterschap van de Raad van Toezicht en Advies (RTA) van het Instituut Asbestslachtoffers (IAS), een functie die hij tot zijn overlijden heeft bekleed.
Eind 2003 volgde Jan Gmelich Meijling Wim Bunnik op als voorzitter van de RTA van het IAS. Daarmee bleef het voorzitterschap min of meer gekoppeld aan het ministerie van Defensie, want ook Wim Bunnik was werkzaam bij dit ministerie. Toeval was dit beslist niet. Door het intensieve gebruik van asbest in schepen werd het ministerie van Defensie in de loop der tijd steeds vaker geconfronteerd met asbestslachtoffers. In een interview bij zijn aantreden als RTA-voorzitter merkt Jan op dat in zijn actieve tijd als marineman tussen 1961 en1970 niemand op de hoogte was van de gevaren van asbest. Dat wordt anders als hij burgemeester is van marinestad Den Helder met zijn grote scheepswerf en vooral tijdens zijn staatssecretariaat van 1994 tot 1998. Met name de asbestproblematiek bij de Cannenberg was een groot en gevoelig beleidsitem, een berg met problemen*. In deze oude mergelgroeve wordt in 1955 een ‘NAVO Joint Operation Centre’ gevestigd. Hier worden tussen 1967 en 1971 de leidingen van de airconditioning geïsoleerd door ze te bespuiten met asbestcementspecie. In de loop der jaren verspreiden de asbestvezels zich in de grot en richten grote gezondheidsschade aan bij de aldaar werkzame medewerkers. In 1992 wordt het NAVO-centrum gesloten. Staatssecretaris Gmelich Meijling schrijft in 1998 aan een gealarmeerde en strijdbare Tweede Kamer dat Defensie zorgvuldiger had kunnen handelen ten opzichte van het personeel van het NAVO-centrum en trekt het boetekleed aan voor 22 jaar wanbeleid.
Jan Gmelich Meijling is dus in 2003 al goed op de hoogte van de gevaren van asbest voor de gezondheid en kent de politieke gevoeligheid rond dit onderwerp. De situatie van de mesothelioomslachtoffers gaat hem ter harte, iets wat hij als staatssecretaris al toont als hij bewerkstelligt dat het ministerie van Defensie en daarmee ook andere sectoren van de overheid in juridische procedures afzien van een beroep op verjaring. Hij is van mening dat ook de werkgevers in het bedrijfsleven dit voorbeeld zouden moeten volgen en draagt dit ook uit in de RTA. Ook met betrekking tot de reikwijdte van het IAS stelt Gmelich Meijling zich ruimhartig op. Zo is hij van mening dat het IAS naast slachtoffers met mesothelioom zich ook open zou moeten stellen voor (oud)werknemers met asbestose. Mede door zijn inzet zal deze doorbraak na een jarenlange discussie tussen de partijen in de RTA binnenkort worden gerealiseerd.
Met Jan Gmelich Meijling heeft het IAS een belangrijke bestuurder verloren. Zijn slagvaardige wijze van voorzitten heeft menig ‘polderprobleem’ overwonnen. Hij stond daarbij tot op het laatst zonder voorbehoud achter de doelstelling van het IAS om vanuit een gezamenlijke maatschappelijke verantwoordelijkheid het asbestslachtoffer zo goed mogelijk bij te staan in een zeer moeilijke levensfase. Zelf denk ik aan Jan als een zeer prettige en loyale bestuurder, die veel ruimte liet voor nieuwe initiatieven en persoonlijk contact.
Machiel van der Woude, directeur IAS
September 2012
* Werkgroep Asbestproblematiek Cannerberg (1998). Een berg met problemen. Onderzoek besluitvorming asbestproblematiek Cannerberg. Brief aan de Tweede Kamer d.d. 22 januari 1998, 25 323, nr. 10.