Hoe kunnen we blootstelling aan asbest en andere (nieuwe) gevaarlijke stoffen voorkomen?

(Gast)editorial door Jan Tempelman, asbest-expert en onderzoeker van TNO Bouw en Ondergrond. Naast een korte terugblik op de belangrijkste (asbest)gebeurtenissen in 2005 legt hij in zijn bijdrage vooral de nadruk op de toekomst: “hoe kunnen we blootstelling aan asbest en andere (nieuwe) gevaarlijke stoffen voorkomen?” Dit vergt veel inspanning en goed doordacht beleid.

Als gastredacteur voor het eerste “editorial” in 2006 ontkom ik uiteraard niet aan een terugblik over het afgelopen jaar. Het terugkijken in de tijd is helaas een belangrijke bezigheid voor de medewerkers van het IAS. Immers, na het vaststellen van mesothelioom bij een asbestslachtoffer begint de moeizame speurtocht naar het arbeidsverleden om na te gaan waar en wanneer asbestblootstelling is opgetreden. Zo’n onderzoek roept veel emoties op bij de slachtoffers, familie of nabestaanden. Het IAS is er ook het afgelopen jaar weer in geslaagd om deze procedure eenvoudiger te maken. Om dit te bereiken moet je echter ook naar de toekomst kijken, onderzoek stimuleren en politiek lobbywerk verrichten om de positie van asbestslachtoffers en hun nabestaanden te verbeteren. Onderzoek van Lex Burdorff en co-auteurs leidde tot een belangrijke doorbraak. Voor het eerst werd onomstotelijk aangetoond dat blootstelling aan asbestafval in de Hof van Twente (“asbestwegen” en erven) tot mesothelioom had geleid. Het effect was groot: Na jarenlang getouwtrek erkende Eternit eindelijk haar verantwoordelijkheid in deze zaak. VROM gaf groen licht voor een omvangrijke uitbreiding van het saneringsproject Asbestwegen. Hoewel opsporen van blootstellingsgegevens uit het verleden van belang blijft, is het voorkomen van blootstelling aan asbest nog steeds van groot belang. De meeste asbestslachtoffers van nu zijn nog voornamelijk afkomstig uit inmiddels beruchte beroepsgroepen als scheepsbouw, isolatiebedrijven etc.We zien echter een verschuiving optreden naar beroepen met meer indirecte blootstelling, bijvoorbeeld aan asbest dat verwerkt is in gebouwen en installaties. Hieruit blijkt ook dat het voorkomen van blootstelling nog steeds veel inspanning vergt. De afgelopen jaren is veel aandacht besteed aan het ontwikkelen van normen om het bloostellingsniveau in gebouwen en constructies objectief vast te stellen. Daarnaast wordt het overheidstoezicht op de gehele asbestketen verder aangescherpt. Daarbij rijst vaak de vraag “hoever moet je gaan ?”. Te slappe regelgeving leidt zeker tot hogere risico’s bij sanering en voor het milieu. Te strakke regulering daarentegen kan leiden tot meer bureaucratie, kostenverhoging en een toename van illegale saneringen. Het ministerie van SZW heeft nu ingezet op een meer risicogerichte aanpak, waardoor het beleid beter kan worden afgestemd op het hoofddoel: het voorkomen van blootstelling aan asbest. Komend jaar zal dit beleid in de praktijk worden geïmplementeerd. Onderzoekers moeten alert blijven op materialen die nu ontwikkeld worden zoals nanodeeltjes en een nieuwe generatie isolatiematerialen. De tijd tussen ontwikkeling en grootschalige industriële toepassing van nieuwe materialen is soms zo kort, dat er nauwelijks tijd overblijft om gezondheidseffecten goed te bestuderen. Voorkomen moet worden dat we over 30 jaar weer bezig zijn met voormalige “zegeningen voor de mensheid”, zoals asbest, DDT en PCB-olie. Hoewel er natuurlijk altijd verbeterpunten overblijven, lopen we met onze Nederlandse asbestregelgeving voorop in Europa. Export van deze kennis naar de nieuwe EU-landen en landen als India en China kan daar tienduizenden mensenlevens redden. De manier waarop in deze landen met asbest wordt gewerkt is schrikbarend en vergelijkbaar met de Nederlandse situatie van 30-35 jaar geleden. Tot slot wens ik u allen een voorspoedig en werkzaam 2006 toe. Jan Tempelman Onderzoeker TNO Bouw en Ondergrond Sector Milieu en Leefomgeving, Apeldoorn