Hoe ver reikt de aansprakelijkheid van een werkgever voor een zzp’er?

Op grond van de wettelijke zorgplicht moeten werkgevers de gezondheid en veiligheid van hun werknemers beschermen. Dat betekent dat zij alle maatregelen nemen die redelijkerwijs nodig zijn om te voorkomen dat de werknemer bij de uitoefening van zijn werk schade lijdt. Als uitgangspunt geldt dat als een werknemer gezondheidsschade oploopt in de uitoefening van zijn werk, de werkgever daar in beginsel voor aansprakelijk is. Dit tenzij de werkgever kan aantonen dat hij aan zijn zorgplicht heeft voldaan of dat de schade in belangrijke mate het gevolg is van opzet of bewuste roekeloosheid van de werknemer.

Sinds de invoering van de Wet flexibiliteit en zekerheid in 1999 strekt het beschermingsbereik van de zorgplicht zich ook uit tot werknemers die door hun werkgever bij een derde worden tewerkgesteld, zoals bij uitzendarbeid, uitlening en aanneming van werk. Net als de aansprakelijkheid van werkgevers voor werknemers, zijn opdrachtgevers sindsdien ook aansprakelijk voor schade van personen die zijn ingeleend, als niet is voldaan aan de zorgplicht voor de veiligheid van de werkomgeving. De wetgever achtte aansprakelijkheid van de inlener wenselijk, omdat de inlener ervoor kan kiezen het werk te laten verrichten door de eigen werknemers, of door anderen zoals uitzendkrachten en ingeleend personeel. Het is in overeenstemming met de beschermingsgedachte achter de wettelijke zorgplicht dat de werkgever niet zomaar aan aansprakelijkheid voor arbeidsongevallen en beroepsziekten kan ontkomen door personeel in te lenen in plaats van gebruik te maken van eigen werknemers. Om die reden is een werkgever die zijn zorgverplichtingen niet nakomt sinds de wetswijziging van 1999 op gelijke voet aansprakelijk voor schade van eigen werknemers als voor schade van anderen die op inhuurbasis voor hem werkzaam zijn.

Ter illustratie de volgende casus:

Een uitzendbureau leent een werknemer uit aan een bouwbedrijf (de inlener). De werknemer wordt tijdens zijn werk voor het bouwbedrijf blootgesteld aan asbest waardoor hij een asbestziekte oploopt. Het staat vast dat zowel het uitzendbureau als de inlener niet aan hun zorgplicht hebben voldaan. Als daarnaast ook vaststaat dat de asbestziekte niet door opzet of bewuste roekeloosheid van de werknemer is veroorzaakt, zijn zowel het uitzendbureau als het bouwbedrijf hoofdelijk aansprakelijk voor de schade. De werknemer is vrij in de keuze om zijn schade te verhalen op het uitzendbureau of op het bouwbedrijf, het maakt daarbij niet uit wie hij als eerste aansprakelijk stelt.  

Is de opdrachtgever op grond van zijn zorgplicht ook aansprakelijk voor de schade van een zzp’er opgelopen tijdens de uitvoering van werkzaamheden voor de opdrachtgever?

De zzp’er heeft geen arbeidsovereenkomst en valt dan ook niet onder de wettelijke bepalingen voor werknemers. In beginsel zijn zzp’ers zelf verantwoordelijk voor hun veiligheid. Een zzp’er neemt immers vaak een onafhankelijke positie in ten opzichte van zijn opdrachtgever, terwijl een uitzendkracht, ingeleende werknemer of stagiair doorgaans juist in een duidelijk ondergeschikte en afhankelijke positie staan tot het bedrijf waarvoor zij werken.

De Hoge Raad oordeelde in 2012 in de zaak Davelaar/Allspan dat een opdrachtgever ook aansprakelijk kan zijn voor de gevolgen van een bedrijfsongeval van een ingehuurde zzp’er. De kern van deze uitspraak kan als volgt worden samengevat: een zzp’er verloor zijn rechterbeen na reparatiewerkzaamheden aan een machine van zijn opdrachtgever. Hij had geen arbeidsongeschiktheidsverzekering en stelde de opdrachtgever aansprakelijk. Zowel de Rechtbank als het Gerechtshof wezen aansprakelijkheid af, maar de Hoge Raad oordeelde anders.

Op grond van deze uitspraak kan een opdrachtgever dus aansprakelijk zijn voor de schade die een zzp’er lijdt, zonder dat er tussen partijen een arbeidsverhouding bestaat. De Hoge Raad geeft daarmee een ruime uitleg aan de wettelijke zorgplicht, waardoor zzp’ers een vergelijkbare bescherming genieten als die van uitzendkrachten, gedetacheerde werknemers en stagiaires. De door de Hoge Raad geboden mogelijkheid voor zelfstandigen om zich tegenover hun opdrachtgever te kunnen beroepen op de werkgeversaansprakelijkheid doet recht aan de veranderende arbeidsverhoudingen, waarbij werkgevers inmiddels op grote schaal werkzaamheden ‘outsourcen’ door de inschakeling van kleine zelfstandigen, in plaats van die werkzaamheden door eigen werknemers te laten verrichten.

Doorslaggevend voor de aansprakelijkheid van opdrachtgevers jegens zelfstandigen is of de persoon die werkt voor een opdrachtgever waar hij geen arbeidsovereenkomst mee heeft, voor de zorg voor zijn veiligheid bij de uitvoering van zijn werkzaamheden (mede) afhankelijk is van de opdrachtgever voor wie hij het werk verricht. Daarnaast is vereist dat de werkzaamheden zijn verricht ‘in de uitoefening van het beroep of bedrijf’ van de opdrachtgever. Voldoende daarvoor is dat de verrichte werkzaamheden feitelijk behoorden tot de bedrijfsuitoefening van de opdrachtgever en zij ook door eigen werknemers hadden kunnen worden verricht. Zzp’ers die op één lijn kunnen worden gesteld met eigen werknemers kunnen wanneer zij in de uitoefening van hun werkzaamheden schade oplopen aanspraak maken op:

1. Vergoeding van kosten van verzorging en verpleging;
2. vergoeding van medische kosten; en
3. compensatie voor verlies aan arbeidsvermogen als gevolg van een ongeval of beroepsziekte.

Conclusie

De uitspraak Davelaar/Allspan betekent een substantiële uitbreiding van de zorgplicht en aansprakelijkheid met betrekking tot de veiligheid. Door de uitspraak geldt die immers niet alleen voor eigen werknemers, ingeleend personeel en uitzendkrachten, maar ook voor zelfstandigen die worden ingehuurd. Het arrest impliceert echter niet dat een zzp’er zonder meer de bescherming geniet op basis van de wettelijke zorgplicht. Beslissend is of degene die werkzaamheden verricht, zich bevindt in een met een werknemer vergelijkbare positie en daarom aanspraak heeft op dezelfde door de werkgever in acht te nemen zorg.

Job Voss, juridisch beleidsmedewerker IAS
j.voss@ias.nl

Juni 2022