Fatale asbestblootstelling, een complex begrip

Van alle mensen die in het verleden aan asbest zijn blootgesteld, krijgt een klein deel maligne mesothelioom (1). Waarom worden nu juist deze mensen ziek en anderen niet? Was het de manier waarop, bijvoorbeeld doordat men met de gevaarlijkste soorten amfibool (bruin of blauw) asbest in aanraking kwam? Of was de optelsom fataal, het lichaam kon de hoeveelheid niet meer aan? Op welk moment was de blootstelling dan fataal? En in hoeverre lag het in aanleg voor kanker? De wetenschap heeft hierop nog geen eenduidig antwoord. Het IAS gaat na waar, wanneer en hoe de asbestblootstelling heeft plaatsgevonden en kan mogelijk op basis hiervan een begin van een antwoord geven op deze vraag. Meerdere factoren lijken een rol te spelen.

Werken met of bewerken van asbest
Bijna 90% van de mesothelioompatiënten is man (2). Bij meer dan 80% van alle aanvragers beoordeelt het IAS professioneel werken met asbest als belangrijkste oorzaak (3). Het gaat vooral om mannen die met asbest hebben gewerkt. Bij de 20% die dat niet heeft gedaan is indirecte blootstelling één van de verklaringen. Dit doordat men bijvoorbeeld in een omgeving was waar door anderen met asbest werd gewerkt.

Amfibool is gevaarlijker dan serpentijn
Is de groep die mesothelioom krijgt zo klein omdat het alleen mensen treft die met amfibool asbest in aanraking zijn geweest? Dit zou een verklaring kunnen zijn als in aanmerking wordt genomen dat naar schatting maar 10% van alle in Nederland gebruikte asbest amfibool asbest is geweest (90% was chrysotiel/serpentijn asbest) (4). Amfibool asbest werd met name in brandwerende toepassingen gebruikt (5). Volgens de Wereldgezondheidsorganisatie WHO en het Internationaal Agentschap voor Onderzoek naar Kanker (IARC) zijn alle asbestsoorten gevaarlijk, maar bepaalde soorten zijn gevaarlijker dan andere (6). Zowel toxicologisch als epidemiologisch onderzoek laten zien dat amfibool asbestvezels (meestal blauw-crocidoliet-of bruin-amosiet asbest) veel gevaarlijker zijn dan serpentijn asbestvezels (wit-chrysotiel asbest). Uit muisonderzoek en onderzoek van longweefsel van mesothelioompatiënten komt naar voren dat het gevaar vooral in de langere amfiboolvezels zit die de vorm van staafjes hebben (7). Volgens epidemiologisch onderzoek onder cohorten hoog blootgestelde arbeiders die met asbest hebben gewerkt, is amfibool asbest ook bij korte, of lage blootstelling een oorzaak van mesothelioom, chrysotiel asbest alleen bij intensieve, langdurige blootstelling (8).

Aanleg voor mesothelioom
Is aanleg voor kanker een reden dat de een wel mesothelioom krijgt en de ander niet? Bij een aantal vormen van kanker (bijv. borstkanker) is de erfelijke component al duidelijk, bij mesothelioom nog niet. Momenteel wordt o.a. onderzoek gedaan naar mensen die door een mutatie in bepaalde genen (BAP1, GTSTT1) gevoeliger lijken te zijn voor het ontwikkelen van asbestgerelateerde longziekten als mesothelioom (BAP1) of fibrose (GTSTT1) (9). Hoewel meer onderzoek nodig is, lijkt het erop dat genetische factoren in ieder geval een rol kunnen spelen bij het risico op mesothelioom.  

De optelsom: verklaringen van slachtoffers laten een complex beeld zien
Wat was nou fataal voor de slachtoffers? De manier waarop men bijvoorbeeld in een bepaald risicoberoep met (amfibool) asbest in aanraking kwam? Of zou het de optelsom van blootstellingen kunnen zijn, waardoor het lichaam op een gegeven moment na zoveel blootstellingen geen weerstand meer had? In de verklaringen van slachtoffers komen beide mogelijkheden naar voren. Asbest zat immers overal in Nederland. Dit had als gevolg dat men in meerdere verschillende situaties met asbest in contact kwam, in verschillende beroepen en daarnaast ook nog privé.

Conclusie
Op dit moment is nog niet precies met zekerheid aan te geven waarom maar een klein deel van de groep die in het verleden aan asbest is blootgesteld mesothelioom krijgt. Wel is duidelijk dat meerdere verklaringen een rol spelen: werken met asbest of bewerken van asbesthoudende materialen, amfibool asbest, aanleg voor kanker en de optelsom van blootstellingen.
Op basis van de huidige kennis zou in het beleid in ieder geval de hoogste prioriteit gegeven moeten worden aan sanering van locaties en materialen waarin met name amfibool asbest is toegepast. De inmiddels meer dan 6000 verklaringen van slachtoffers in de databank van het IAS zijn daarnaast een belangrijke bron van informatie over waar de belangrijkste risico’s in het verleden lagen en misschien nog steeds liggen. Het, nog steeds, onduidelijke risico van incidentele, lage (chrysotiel) asbestblootstelling zou aan de hand van de informatie van slachtoffers zowel systematisch/kwantitatief als kwalitatief verder kunnen worden onderzocht.

We weten nog niet precies wanneer asbest wel of niet gevaarlijk wordt. Naast gericht inspectiebeleid is het daarom belangrijk alles te doen wat redelijkerwijs mogelijk is om blootstelling in den brede te voorkomen. Elk jaar worden we immers nog steeds geconfronteerd met het harde cijfer van meer dan 500 mensen die aan mesothelioom overlijden en naar schatting minimaal een zelfde aantal door asbestgerelateerde longkanker. Dat is heel veel maatschappelijke aandacht waard.

Simone Aarendonk, juni 2013

(1) Burdorf e.a. (1997): naar schatting hebben 340.000 mensen tussen 1945 en 1995 met asbest gewerkt; CBS: sterfte mesothelioom 1960-1999: 6720; Segura e.a. (2003): schatting sterfte mesothelioom tussen 2000 en 2028: 12.400 mannen en 800 vrouwen. Totaal 6720 +13200=19920 =6% van 340.000.
(2) Nederlandse Kankeregistratie (2012): zie www.ias.nl/ias monitor
(3) IAS databank VRBS (2012): aanmeldingen tussen december 2007 en december 2011
(4) Harmsma (2006). Asbest in Kaart. Historisch onderzoek Asbestgebruik Methode Asbestkansenkaart, Register Historisch onderzoekbureau.
(5) TNO (2008) J. Tempelman.
(6) IAS Nieuws Politiek 13 maart 2013: States News Service, 19 februari 2013
(7) Dodson, 2005, Roggli, 2006, Spiegel online, 2011: zie www.ias.nl onder Nieuws
(8) McDonald, 2010, Kanarek (2011), Wang (2011), Deng, 2011, McCormack(2012), Bernstein (2013): zie www.ias.nl onder Nieuws
(9) O.a. Kukkonen, M.K. e.a. (2011). Zie IAS Nieuws, 24 september 2011.