Een dossier om hopelijk nooit te gebruiken
In 2018 is het 25 jaar geleden dat het asbestverbod in Nederland van kracht werd. Deze ‘verjaardag’ was voor het Instituut Asbestslachtoffers (IAS) reden om een symposium te organiseren. Wat kunnen we leren uit het verleden en hoe staat het er op dit moment voor met de asbestproblematiek? Een impressie van het symposium is te lezen op de website van het IAS.
De invoer en de verwerking van asbest werd in 1993 verboden. Maar dat betekende niet dat er geen contact met asbest meer mogelijk was. Integendeel, door de enorme hoeveelheden asbest die in de tweede helft van de vorige eeuw zijn geïmporteerd zit het land nog vol met asbest. Dagelijks komen er meldingen binnen bij de Inspectie SZW dat bij graafwerkzaamheden in de bodem er asbest is aangetroffen. In en om woningen en gebouwen is asbest verwerkt. Veel asbestsaneerders verdienen een boterham met het veilig opruimen van asbest.
Toch heeft het asbestverbod en de strenge regulering bij het saneren van asbest een gunstig effect gehad op het aantal asbestslachtoffers. Weliswaar wordt elk jaar nog bij meer dan vijfhonderd personen de diagnose mesothelioom gesteld, maar dit zijn voor het merendeel mannen die in de tweede helft van de vorige eeuw beroepsmatig met asbest in contact zijn geweest. Bij het IAS melden zich weinig slachtoffers die na 1993 zijn blootgesteld. Het asbestverbod heeft dus een duidelijk effect gehad.
Toch valt niet uit te sluiten dat er geen slachtoffers zullen vallen die na 1993 zijn blootgesteld. Tien tot meer dan zestig jaar na de blootstelling kan men nog een ziekte krijgen. Het uitgangspunt is om elke blootstelling aan asbest te voorkomen.
Ook belangrijk is om, als onverhoopt toch een blootstelling plaatsvindt, dit vervolgens goed te documenteren. Het is een kleine kans, maar toch valt niet uit te sluiten dat dit tot een ziekte kan leiden. En als men ziek wordt is het duidelijk wat de oorzaak is en wie er aansprakelijk gesteld kan worden.
In de huidige praktijk van het IAS blijkt hoe moeilijk het vaak is om te bewijzen dat men in het verleden is blootgesteld aan asbest. Het gegeven dat in die dagen werken met asbest in bepaalde beroepen gebruikelijk was of een vage herinnering van het slachtoffer dat hij met asbest in contact is geweest, is onvoldoende om een schadevergoeding te ontvangen. Een asbestslachtoffer moet kunnen aantonen dat hij in loondienst was bij een bedrijf en dat daar asbest werd verwerkt. Dat bewijs is na vijftig jaar vaak lastig te leveren.
Op het IAS symposium is een handig hulpmiddel gepresenteerd om het asbestcontact dat recent heeft plaatsgevonden beter te documenteren: het asbestregister. In het asbestregister is alle kennis van het IAS samengevat over omstandigheden waaronder asbestblootstelling plaatsvindt. In enkele eenvoudige stappen wordt de gebruiker langs een aantal vragen geleid. De gebruiker kan documenten en foto’s toevoegen aan het dossier. Ook heeft hij of zij de mogelijkheid op een later moment het dossier aan te vullen.
Hoe het asbestregister gebruikt kan worden bleek het afgelopen najaar. Toen werd bekend dat er in Nederland op grote schaal met asbest vervuild staalgrit is gewerkt. Men benaderde het IAS met vragen over de aansprakelijkheid. De werknemers die waren blootgesteld werden gewezen op de pilotversie van het asbestregister. Ook bedrijven die het straalgrit gebruikten, kunnen hun werknemers verwijzen naar deze voorziening. Zo blijkt dat het asbestregister in een behoefte voorziet.
Bij het gebruik van het asbestregister is het van belang te beseffen dat de kans om van een incidentele asbestblootstelling ziek te worden erg klein is. Maar voor de zekerheid is het beter deze blootstelling wel te documenteren. In feite bouwt men een dossier op waarvan men hoopt dat het nooit gebruikt hoeft te worden.
Jan Warning, april 2018
Directeur Instituut Asbestslachtoffers