De zorgplicht van de werkgever reikt verder dan de wettelijke blootstellingsnormen

De zorgplicht bij blootstelling aan gevaarlijke stoffen
In alle gevallen waarbij werknemers kunnen worden blootgesteld aan gevaarlijke stoffen, moet vooraf worden onderzocht of blootstelling voorkomen kan worden. Elke werkgever moet een Risico-Inventarisatie en –Evaluatie (RI&E) uitvoeren om de veiligheids- en gezondheidsrisico’s van het bedrijf in kaart te brengen en aan te pakken. Dat geldt ook voor werkzaamheden waarbij er risico’s zijn op blootstelling aan gevaarlijke stoffen. Soms is het werken met gevaarlijke stoffen onvermijdelijk. In dat geval is de werkgever verplicht de aard, mate (hoeveelheid) en de duur van blootstelling te beoordelen, zodat de gevaren voor de werknemers kunnen worden bepaald. Dit kan door de blootstelling te vergelijken met de zogeheten grenswaarde van een stof. Is de concentratie hoger dan de grenswaarde? Dan is het werken met gevaarlijke stoffen onveilig. Werkgevers zijn in dat geval verplicht om de concentratie te verlagen.

Grenswaarden gevaarlijke stoffen
Om gezondheidsschade te voorkomen, verplicht de Arbeidsomstandighedenwet werkgevers beheersmaatregelen te nemen. Werkgevers moeten zorgen dat de blootstelling niet uitkomt boven de wettelijke grenswaarde voor de betreffende stof. Blijft de concentratie gevaarlijke stof beneden de grenswaarde? Dan zijn de meeste werknemers over het algemeen voldoende beschermd.

Er zijn wettelijke grenswaarden voor kortdurende piekblootstelling en voor blootstelling gedurende 8 uur per dag. De laatste categorie grenswaarden zijn gewogen gemiddelden over 8 uur. Binnen deze periode van 8 uur kunnen concentratieniveaus voorkomen die hoger zijn dan de grenswaarde als getal. Deze moeten dan worden gecompenseerd door lagere waarden zodat het 8 uur-gemiddelde niet wordt overschreden. Een tijdelijke overschrijding van een grenswaarde mag echter nooit tot gezondheidsschade leiden.

Ook lage concentraties van blootstelling aan gevaarlijke stoffen moeten zoveel mogelijk worden vermeden
In alle gevallen waarbij werknemers kunnen worden blootgesteld aan gevaarlijke stoffen, moet het risico op blootstelling zoveel mogelijk worden beperkt. De werkgever moet het daadwerkelijke blootstellingsniveau binnen de bedrijfsvoering inventariseren en maatregelen nemen om dat niveau zo laag mogelijk te houden.

De aansprakelijkheid van een busmaatschappij voor blootstelling aan roet en fijnstof
Op 3 juni 2024 heeft de kantonrechter van de rechtbank Noord-Nederland uitspraak gedaan in een procedure die ging over de vraag of een werkgever aansprakelijk is voor de gezondheidsschade die een werknemer tijdens werktijd heeft opgelopen. De kantonrechter kwam tot het oordeel dat busmaatschappij haar zorgplicht had geschonden door onvoldoende maatregelen te nemen ter bescherming tegen roet en fijnstof (ook al was de blootstelling beneden de wettelijke grenswaarden).  

De procedure ging over een buschauffeur met een bovengemiddelde gevoeligheid voor rook, stof, gas en damp. De luchtwegklachten van de buschauffeur waren verergerd door blootstelling aan roet en fijnstof tijdens zijn werk. Het wagenpark van de busmaatschappij bestond uit Volvo-bussen en VDL-bussen. In beide bussen was de concentratie roet en fijnstof onder de wettelijke grenswaarden. De Volvo’s waren echter uitgerust met geavanceerdere luchtfilters waardoor de concentratie schadelijke stoffen in de Volvo-bussen lager was dan in de VDL-bussen. Door in de VDL-bussen Volvo-luchtfilters te monteren, kon de luchtkwaliteit in de VDL-bussen eenvoudig worden verbeterd. De luchtfilters in de VDL-bussen zijn uiteindelijk ook door de busmaatschappij vervangen, maar te laat. De buschauffeur had toen al gezondheidsschade opgelopen. De kantonrechter oordeelt dat de busmaatschappij aansprakelijk is voor de schade die de buschauffeur heeft geleden.

De essentie van de uitspraak is dat de busmaatschappij naar het oordeel van de kantonrechter niet adequaat heeft gehandeld met betrekking tot de blootstelling aan gevaarlijke stoffen in de bussen. Ondanks de klachten en aanbevelingen voor verder onderzoek, had de busonderneming pas laat maatregelen genomen om de blootstelling aan fijnstof te verminderen. De busmaatschappij heeft te lang vertrouwd op onderzoeken die aantoonden dat de blootstelling aan stoffen binnen de normen bleef, zonder rekening te houden met de specifieke gezondheidsproblemen van de buschauffeur waarvan zij op de hoogte had moeten zijn.

Job Voss
Juridisch beleidsmedewerker
j.voss@ias.nl
Oktober 2024