Aan asbest blootgestelde gepensioneerde werknemers en zelfstandigen in Frankrijk onder toezicht

Tijdens de 9e internationale conferentie van de International Mesothelioma Interest Group (IMIG), die in september 2008 plaats vond in Amsterdam, presenteerde Prof. Marcel Goldberg de resultaten van een uitgebreid Frans onderzoeksprogramma. Het programma richt zich op gepensioneerde werknemers en zelfstandige vaklieden die zijn blootgesteld aan asbest. Doel van het programma is betrokken gepensioneerden op te sporen, te informeren en medisch te begeleiden. Daarnaast wordt epidemiologisch onderzoek uitgevoerd om inzicht te krijgen in de risicoberoepen en de effecten van asbestblootstelling op de lange termijn. Het veelomvattende programma roept de vraag op of ook in Nederland een dergelijk onderzoek kan en dient te worden uitgevoerd. Voor hierop een voorlopig antwoord wordt gegeven eerst een korte toelichting op de situatie van de asbestslachtoffers in Frankrijk en de inhoud van het onderzoeksprogramma.

De aandacht voor inactieve asbestslachtoffers in Frankrijk
Net als in andere geïndustrialiseerde landen kent Frankrijk een groot aantal asbestslachtoffers. Wanneer deze slachtoffers ziek worden tijdens hun actieve beroepsloopbaan kunnen ze gebruik maken van de voorzieningen die het algemene verzekeringsstelsel biedt. Zodra een werknemer inactief wordt (werkloos of pensioen) kan hij geen gebruik meer maken van deze voorzieningen. Deze situatie is onbevredigend omdat de eerder opgelopen asbestziekte zich vaak pas tijdens het pensioen manifesteert. Door het ontbreken van financiële voorzieningen ontbreekt ook de aandacht voor werkgerelateerde gezondheidsproblemen van inactieven. Tegen deze achtergrond hebben het Nationale Instituut voor Medisch Onderzoek (Inserm) en het Nationale Instituut voor Toezicht op de Volksgezondheid (InVS) in 2004 een programma ontwikkeld dat moet voorzien in deze lacune.

Onderzoek naar werknemers en zelfstandige zelfstandige vaklieden
Op basis van het ontwikkelde programma werden tussen 2005 en 2007 twee pilot-studies uitgevoerd bij een cohort zelfstandige vaklieden (Espri)* en bij een cohort werknemers (Spirale).** De populatie betrof in totaal een derde van de Franse bevolking. De Espri-studie werd in september 2005 gelanceerd met een grote regionale en nationale publiciteitscampagne. 2334 vaklieden (88% mannen) uit de streken Aquitaine, Limousin en Poitou-Charentes die in 2004 met pensioen waren gegaan kregen een vragenlijst toegezonden. Vragen werden gesteld over hun arbeidsverleden en mogelijke asbestblootstellingsoorzaken. Vaklieden die op basis van hun respons als risicogroep werden beoordeeld kregen aanvullend medisch labonderzoek aangeboden. In april 2006 startte het Spirale programma vanuit 13 centra voor medisch onderzoek Ziekteverzekering (CES) verspreid over het gehele land. In een periode van 7 maanden werden 50.622 vragenlijsten gestuurd aan oud-werknemers. In een eerste analyse werden de mensen geselecteerd die mogelijk aan asbest waren blootgesteld. Zij kregen een uitnodiging naar een CES-centrum te komen voor nader onderzoek naar de mate van asbestblootstelling. Mensen bij wie matige tot zware asbestblootstelling werd geconstateerd kregen de mogelijkheid om aan een medisch toezichts- en begeleidingsprogramma deel te nemen.

Resultaten
De respons was respectievelijk 67% bij de zelfstandigen (n=1567: na 1 herinnering) en 24% bij de oud-werknemers (n=12002: zonder herinnering). Zware asbestblootstellingsniveaus werden gevonden bij mensen uit de bouw, scheepsbouw, metaalproductie en bij automonteurs. Ca. de helft van de zelfstandige vaklieden en een kwart van de oud-werknemers hebben via hun werk asbestcontact gehad, vaak langdurig. Bij een kwart van de 313 vaklieden die een ct-scan hadden laten maken werden asbestgerelateerde afwijkingen gevonden, voornamelijk pleurale plaques. Van de 3715 oud-werknemers die aangemerkt waren als mogelijk blootgesteld aan asbest en naar de CES-centra zijn gekomen, is bij 2728 personen (73,4%) daadwerkelijk vastgesteld dat zij aan asbest blootgesteld zijn geweest, en is bij 1741 personen een matig tot sterk niveau van blootstelling vastgesteld, waardoor zij in aanmerking kwamen voor deelname aan het medisch toezichts- en begeleidingsprogramma (47,1% van het aantal opgespoorde werknemers en 64,2% van alle werknemers bij wie asbestblootstelling vastgesteld was).

Conclusie
Espri en Spirale zijn unieke, omvangrijke pilotstudies die individuele medische controle en begeleiding combineren met epidemiologisch toezicht op bevolkingsniveau. Op basis van de resultaten van de pilotstudies raden Inserm en InVS aan beide programma’s structureel landelijk in te voeren. Het zou elk jaar gaan om ca. 250.000 werknemers en 17.000 vaklieden die met pensioen gaan. Een schatting die gebaseerd is op de percentages in de proefperiode van Spirale gaat er vanuit dat uitbreiding tot heel Frankrijk ongeveer 20 000 zorgvragenden in de CES-centra zou opleveren en bijna 6500 aanvragen voor reguliere individuele medische controle en begeleiding.

Hoewel de Franse situatie voor wat betreft het sociale zekerheidsstelsel en de regelingen ten behoeve van asbestslachtoffers sterk verschilt van de Nederlandse situatie lijkt bovengenoemd programma zeer interessant te zijn voor ons land. Naast de al beschikbare informatie zou een onderzoek als het onderhavige in Nederland veel additionele epidemiologische kennis kunnen genereren. Voor wat betreft het medische deel is nader onderzoek gewenst naar de positieve effecten hiervan voor betreffende populaties. Daarnaast zou ook het ethisch aspect in beschouwing genomen dienen te worden.

Simone Aarendonk – Beleidsmedewerker IAS
Januari 2009
(Met dank aan SVB voor vertaling Frans-Nederlands)

* Espri (épidemiologie et surveillance des professions indépendantes) (2007). Programme de surveillance post-professionnelle des artisans ayant été exposés à l’amiante (Espri). Rapport intermédiaire de la phase pilote Période septembre 2005 – février 2007. Juin 2007. Invs en Rsi.
** Spirale (surveillance post-professionnelle des travailleurs exposés) (2008). Rapport résumé de la phase pilote. Juillet 2008. Inserm.